logo
Stichting Natuur- en Implosietechnieken

Introductiepagina

Viktor Schauberger

Houtbaan

Rivierkanalisatie

Moderne bosbouw

Bronwatermachine

Huisgenerator


Implosie (versus explosie)

Vliegende schotel

Koperen ploeg

In Amerika

Walter Schauberger

Onderzoeksgroepen

Links en literatuur

Keely, Tesla, Brown

Het belang van Viktor Schaubergers inzichten

Stichting Natuur- en Implosietechnieken

Projecten

Mechanisch occultisme

Ned. en Eng. vertalingen

Filmmateriaal


Project: Koperen landbouwwerktuigen



projectnr: 2

datum: 1 november 2006

projectleider: R. Guepin, J. Schalen

initiatiefnemer: R. Guepin

startdatum: eind 2006

status: langetermijnproject/ initiatief.

einddatum: uiterlijk 2012



1. Situatieschets en probleemstelling


Viktor Schauberger (Oostenrijk, 1885-1958), was één van de eerste natuuronderzoekers die waarschuwden voor de gevolgen van industriematige exploitatie van natuurlijke bronnen als: water, bossen en landbouwgrond. Samen met zijn zoon Walter stichtte hij in 1949 de eerste milieubeweging in Europa ‘die Grüne Front’ (het Groene Front). Zij waren fel gekant tegen kernenergie, kaalkap van oerbossen en het kanaliseren van rivieren.


Viktor Schauberger wijdde tientallen jaren van zijn leven aan het ontwikkelen van natuurvriendelijke technieken op het gebied van waterhuishouding, drinkwaterbehandeling, energieopwekking, bosbouw, mijnbouw en land- en tuinbouw. Daarbij stond herstel van de natuurlijke balans centraal. Dit was volgens hem alleen mogelijk door het ontwikkelen van technieken die de natuur nabootsen. Hij maakte de wetenschap op indringende manier duidelijk dat de technieken die zij over het algemeen voortbracht, juist het tegenovergestelde teweegbrengen van wat de natuur presteert in haar opbouwende werking. Namelijk: afbraak en afname van kwaliteit. Bijvoorbeeld in kernsplitsing, verbrandingsmotoren, uitputting van landbouwgronden en een destructieve vorm van bosbouw.

Met deze stellingname maakte hij zich niet populair in de hogere regionen van de samenleving. Zijn leven lang werd hij dan ook tegengewerkt door zowel politici als wetenschappers. Zakenmensen probeerden juist van zijn uitvindingen te profiteren, waarmee ze echter hun weldoener tegen zich in het harnas joegen.

Dit alles zorgde ervoor dat zijn uitvindingen de markt en daarmee de consument, niet bereikten. Enkele uitzonderingen daargelaten, zoals de ontwikkeling en verkoop van bronzen tuingereedschap.


Uit een onderzoek dat Viktor Schauberger in 1929 voor de Koning van Bulgarije uitvoerde naar de achteruitgang van de vruchtbaarheid op gemechaniseerde landbouwbedrijven, bleek dat het gebruik van ijzeren werktuigen dit probleem veroorzaakte.

Toen hij jaren later in 1949 in samenwerking met een landbouwhogeschool proeven deed met koperen landbouwwerktuigen, leverde dit een opbrengstverhoging op van 30-60%, bovendien waren de planten gezonder. Zeker in het toen nog hongerige Europa, was dit een zeer uitdagend resultaat. De machtige kunstmestlobby stak echter een stokje voor de industriële productie van de koperen ploeg, die in de volksmond al ‘de gouden ploeg’ genoemd werd.


Stichting Natuur- en Implosietechnieken heeft zich ten doel gesteld de proeven van Schauberger voort te zetten en ervoor te zorgen dat, bij gebleken geschiktheid, de koperen landbouwwerktuigen alsnog voor de boer verkrijgbaar worden.


De verwachte voordelen hiervan zijn:

a. hoge opbrengsten bij een lagere bemesting,

b. sterkere gewassen, die beter bestand zijn tegen droogte, ziekten, etc.

c. verbeterde voedingskwaliteit.

d. brandstofbesparing


De probleemstelling luidt:


“Leidt het gebruik van koperen landbouwwerktuigen tot vergroting van de bodemvruchtbaarheid, hogere gewasopbrengsten en kwaliteitsverbetering en een lager energieverbruik?” Dit in vergelijking met het gebruik van stalen landbouwwerktuigen.



2. Doelstelling


Hoofddoelstelling van het project is:

Het door praktijkproeven beantwoorden van voornoemde probleemstelling.


Bij een positief resultaat gelden de volgende subdoelstellingen:

   1.

      Bedrijven interesseren om deze werktuigen op de markt te brengen
   2.

      Boeren interesseren deze werktuigen toe te passen op hun bedrijf.


3. Projectopdracht


Onderzocht dient te worden:

   1.

      Welke koperlegeringen zijn het meest geschikt om toe te passen in de productie van landbouwwerktuigen? Daarbij gelet op giftigheid voor plant- en bodemleven, slijtvastheid, verwerkbaarheid, te verwachten invloed op het magnetische veld van de bodem/ het grondwater, en de productiekosten.
   2.

      Wat zijn de bevindingen en conclusies uit voorgaande, vergelijkbare onderzoeken? Eerder gemaakte fouten en gevonden knelpunten kunnen dan worden meegenomen in het werkplan.
   3.

      Welke verschillen in veldsituaties zijn het meest geschikt om tot een uitgebalanceerde conclusie te komen? Denk hierbij aan gewas, grondsoort, bemesting, mechanisatiegraad, bewerkingsgeschiedenis etc.
   4.

      Welke boeren zijn bereid aan dit onderzoek mee te werken?
   5.

      Is het zinvol alleen biologisch/ biologisch-dynamische bedrijven in het onderzoek te betrekken, of zijn ook proeven op ‘gangbare’ bedrijven nuttig?
   6.

      Na hoe veel jaar kan een zinnige conclusie getrokken worden?
   7.

      Welke financiers kunnen het best benaderd worden?
   8.

      Wat zijn de kosten om gedegen veldproeven uit te voeren voor een periode van 5 jaar.


De stichting levert het projectvoorstel, waarin de randvoorwaarden worden genoemd. Het plan van aanpak en projectuitvoering, wordt opgesteld en uitgevoerd door gekwalificeerde onderzoekers. Hierbij denken wij aan landbouwstudenten die dit project uitvoeren als afstudeeropdracht, of een professioneel landbouwkundig onderzoeksinstituut.

De stichting adviseert, begeleidt en financiert, maar voert zelf geen onderzoek uit.

De stichting stelt relevante informatie en contacten ter beschikking van de onderzoekers.





4. Producten


De producten die dit onderzoek moet opleveren zijn:

   1.

      Een rapport met conclusies en aanbevelingen, in hoeverre en onder welke condities koperlegeringen geschikt zijn voor landbouwwerktuigen. Dit rapport kan door de stichting worden aangeboden aan geïnteresseerde machineproducenten.
   2.

      Een leesbare samenvatting van dit rapport, dat kan dienen als persbericht
   3.

      Voorbeeldwerktuigen, namelijk de werktuigen waarmee de proeven zijn uitgevoerd.



5. Projectactiviteiten


Het project zal, om tot gedegen conclusies te komen, minimaal 5 jaar duren.

   1.

      In de voorbereidende fase, fase 1, wordt onderzocht wat vergelijkbare onderzoeken hebben opgeleverd, welke legeringen gebruikt gaan worden, welke boeren willen meedoen, etc. In deze fase wordt ook vastgelegd welke onderzoekers gedurende het traject onderzoek gaan uitvoeren, bijvoorbeeld 2 jaargangen landbouwstudenten. Er wordt een financiële planning voor het project opgesteld. Verder wordt in de eerste fase financiering voor het project gezocht en worden de werktuigen aangeschaft of geproduceerd.
   2.

      In de uitvoerende fase, fase 2, wordt op verschillende locaties begonnen met het veldonderzoek. De grondbewerking en vruchtwisselingplannen worden dan in praktijk gebracht. Meting en analyse wordt voor een periode van ongeveer 5 jaar uitgevoerd volgens de vooraf bepaalde standaard.
   3.

      Na elk onderzoeksjaar wordt een tussenrapport opgesteld en aangeboden aan de stichting
   4.

      Na het laatste onderzoeksjaar wordt een eindrapport geschreven en aangeboden aan de stichting.
   5.

      De stichting kan besluiten de onderzoekers te vragen het rapport aan te bieden bij geïnteresseerde producenten en de sponsoren. Het onderzoek wordt gepubliceerd via daarvoor geëigende kanalen.



6. De planning


Wanneer studenten het onderzoek uitvoeren, is het mogelijk het onderzoek in de tijd op te splitsen tussen verschillende uitvoerenden. De planning (zie 5.a.: voorbereidende fase) kan een aparte afstudeeropdracht zijn. In de uitvoerende fase kan na bijvoorbeeld 2 jaar een tussenrapport gemaakt worden, dat ook weer geldt als aparte afstudeeropdracht.

De startdatum is afhankelijk van het vinden van uitvoerende onderzoekers, gastboeren en voldoende financiering.

De einddatum is in principe 5 jaar na het begin van de 2e fase. (5.b.)



         7.

            Financiële aspecten


Het project wordt gefinancierd door de stichting. Waarbij de onderzoekers een actieve rol hebben in het vinden van sponsoren.

Een begroting is op dit moment onmogelijk te geven, dit is een onderdeel van de eerste fase van het project, en is ook afhankelijk en de bereidheid van potentiële onderzoekers om hier vrijwillig aan mee te werken.

Grof geschat zullen de kosten tussen de 10.000 en 20.000 euro liggen. Circa de helft voor de productie van de werktuigen en de helft voor overige kosten, waaronder reiskosten, telefoonkosten, meet en weegkosten, onderhoud werktuigen, rapportage etc.

Hierbij gaan we ervan uit dat boeren op vrijwillige basis mee doen. Dat betekent dat zij zelf het risico dragen van opbrengstverhoging of verlaging. Extra kosten van gescheiden vervoer, weging en kwaliteitsmeting van de producten kan wel vergoed worden.

De stichting probeert commerciële bedrijven, zoals werktuigproducenten en banken met investeringen in de landbouw (Rabobank, Triodosbank), in dit project te betrekken. Het overige deel moet komen uit potjes voor landbouwkundig onderzoek van bijvoorbeeld de universiteit van Wageningen, het Ministerie van Landbouw, boerenorganisaties en particuliere sponsors.



8. Organisatie en communicatie


De onderzoekers moeten het project zelf organiseren. Zij krijgen daarbij advies van de stichting. Het uitvoeringsplan moet eerst goedgekeurd worden door de stichting, om er zeker van te zijn dat het uit te voeren onderzoek werkelijk in overeenstemming is met de observaties van Viktor Schauberger. Is dit niet het geval, dan houdt de stichting zich het recht voor om het plan in overleg met de onderzoekers aan te passen. De stichting heeft hierin het laatste woord.

Aan het onderzoek kan door niemand enig patentrecht ontleend worden. Viktor Schauberger heeft al in de jaren 1950 patentrecht verkregen op koperen werktuigonderdelen. Elke nieuwe vinding dient ter beschikking te staan van een ieder die er iets mee wil doen.

De voortgang van het project zal elk kwartaal geëvalueerd worden, zowel door de stichting zelf, als door de uitvoerenden samen met de projectleider van de stichting.

De stichting behoudt zich het recht voor onderzoekers te ontslaan en nieuwe aan te stellen, in geval van onenigheid.

Daar staat tegenover dat de stichting verantwoordelijk is voor de financiering van het project.



9. Randvoorwaarden en risico’s.

Een belangrijke randvoorwaarde is dat de boeren meedoen op vrijwillige basis en geen claims kunnen indienen met betrekking tot het project. Dit geldt ook voor de onderzoekers en sponsors, tenzij anders overeengekomen.

Een risico is dat de productiekosten van de werktuigen uit de hand lopen. Daarom moet hierover een duidelijke overeenkomst met de producent getekend worden.

De reiskosten en telefoonkosten zouden uit de hand kunnen lopen. Daarom moet met de onderzoekers een maximum afgesproken worden.

Het onderzoek moet voldoen aan de geldende wetenschappelijke normen. Dit kan het best gegarandeerd worden door onderzoekers in te schakelen, die een grote affiniteit tonen met het gedachtegoed van Viktor Schauberger. Hoe meer zij hun hart erin leggen, hoe groter de kwaliteit van het onderzoek zal zijn.Verdwenen enthousiasme bij de onderzoeker zal leiden tot zijn/haar vervanging. Dit geldt ook in zekere mate voor de gastboer. Als deze het onderzoek niet meer steunt, kan dat rampzalige gevolgen hebben voor het onderzoek. In zo’n geval zal uitgeweken worden naar een andere, vergelijkbare boerderij.


10. Externe verantwoordingsverplichtingen.


De stichting heeft tegenover sponsoren buiten de planmatige uitvoering van het project geen verplichtingen. Mocht het project om de één of andere reden niet tot een goed eind gebracht kunnen worden, dan zal de stichting de sponsorgelden terug storten, met uitzondering van de al gemaakte kosten, zoals productie van de werktuigen en reiskosten.

De voortgang van het project wordt per jaar met de sponsoren besproken aan de hand van het jaarverslag van de stichting.

De sponsoren ontvangen een eindrapport en worden genoemd in de persverklaring, evenals op de website van de stichting.

Verantwoordelijk hiervoor is de projectleider van de stichting.