historisch overzicht mechanisch occultisme
 

Speuren naar vrije energie en het mechanisch occultisme

door Ben van Tilborg


  1. Speuren naar vrije energie en het mechanisch occultisme
    1. De eerste oriëntatie
    2. Het onontkoombare energievraagstuk van de 21ste eeuw
    3. Free energy, zero point energy, etherische krachten en mechanisch occultisme
    4. Perpetuum mobile en vrije energie in cultuurhistorisch perspectief
    5. De moderne dogma’s van behoud van energie en toename van entropie
    6. Bestonden er vroeger apparaten zoals een perpetuum mobile?
    7. Kunnen we tegenwoordig vrije energie-machines als mogelijkheid denken?
    8. Een speculatieve slotsom op basis van de geesteswetenschap
  2. Historische inleiding tot het mechanisch occultisme
  3. Johannes Wardenier als exemplarisch voorbeeld
  4. Keely en het mechanisch occultisme versus Tesla.
  5. Karl Schappeller en zijn kosmische oerkracht.
  6. Wilhelm Reich en zijn Orgone energie
  7. Viktor Schauberger, goetheanist van de natuurlijke elementen.
  8. Aanzetten vanuit antroposofie
  9. LITTERATUUR OVERZICHT
    1. Historische introductie
    2. John Ernst Worrell Keely
    3. Nikola Tesla en Tom Bearden
    4. Karl Schappeller
    5. Viktor Schauberger
    6. Johannes Wardenier
    7. Wilhelm Reich
    8. Vanuit de Anthroposofie
    9. Diversen


De eerste oriëntatie


Bestaat er zoiets als “vrije energie”: een onuitputtelijke, nog niet door de wetenschap ontdekte energiebron? En hebben enkele uitvinders met geheimzinnige apparaten daar zelfs al kracht uit afgetapt? En waarop zijn de beweringen überhaupt gebaseerd, dat er zoiets zou bestaan als mechanisch occultisme, een techniek met apparaten die de mens zelf dirigeert met zijn eigen constitutie, levenskracht en morele bewustzijn?

In het onderstaande wordt eerst besproken, waar de begripsmatige problemen steken en hoe vrije energie toch denkbaar zou kunnen zijn rekening houdend met het hedendaagse natuurwetenschappelijk kader. Vervolgens wordt in grote lijnen de geschiedenis van het mechanisch occultisme beschreven: hoe is dit denkbeeld in de cultuurgeschiedenis ontstaan? En tenslotte worden die uitvinders besproken die de helderste ideeën of zelfs een na te bouwen machineprincipe hebben nagelaten; alleen die uitvinders worden besproken, waarover enigermate toegankelijk gepubliceerd is, wat betreft hun apparaten en nieuwe krachtwerkingen. Ook in die selectie van uitvinders zal dan nog blijken, dat er veel onduidelijk blijft en geheim gehouden is. De grotere lijst van uitvinders die zonder enige uitleg hun prototypes aan de wereld gepresenteerd hebben, is honderden namen lang; om verschillende redenen is door die meerderheid over de werkingsprincipes van hun brandstofloze motoren bijna nooit iets prijsgegeven.

Alle personen, voorvallen, claims, beweringen en theorieën in dit veld zijn zonder uitzondering omstreden en kennen hun vooringenomen of rabiate bestrijders; men moet zichzelf over deze thematiek een oordeel vormen en zien, of er ergens toch iets geloofwaardigs of betrouwbaars in zou kunnen steken.

Goede inleidende boeken in de thematiek zijn: van Theo Paijmans “John Worrell Keely: Free Energy Pioneer” (1998); van Peter Bahn en Heiner Gehring: “Der Vril-Mythos” (1997); de reeks boeken van Callum Coats over Viktor Schauberger, in het bijzonder “Living Energies” (2001); van James DeMeo Ph.D. zijn “Orgone accumulator Handbook” (1999); van Jeane Manning “Freie Energie – die Revolution des 21ten Jahrhunderts” (2004) of haar originele amerikaanse editie “The coming Energy Revolution – the Search for Free Energy” (1996). Op dit moment is helaas dit alles in het engels of duits en nog niet in het nederlands vertaald. Dit belemmert helaas de inspirerende werking die het thema vrije energie op nederlandse uitvinders zonder buitenlandse talenkennis kan uitoefenen.

Internet biedt als vrij informatiemedium veel, maar zoals gebruikelijk in dit medium altijd meer of minder duidelijk en zonder onderscheid rijp en groen bont door elkaar heen. Aan te raden is zich te oriënteren op trefwoorden als “Keely, SVP, Tom Bearden, Schauberger”. Een trefwoord als “free energy” stuurt u direct het bos in. Of ontleent u de trefwoorden aan wat u in dit artkel als eerste oriëntatie leest. Uitvinders en hun concrete uitvindingen zijn in overvloed op het Internet te vinden; daarvan noemen we in het bijzonder voor het heden: Tom Bearden, Hutchinson, Paramahamsa Tewari en http://www.methernitha.com/ .

Voor het zoeken naar de grote historische voorbeelden noemen we de namen van Keely, Schauberger, Chappeller, Moray, Hendershot, Bedini en Reich. Een aantal van hen wordt hieronder nader besproken.


In deze speurtocht naar het mechanisch occultisme wordt onderscheid gemaakt in drie stromingen:

  • De Amerikaanse stroming, de eigenlijke “free energy movement“. Deze is sterk op electromagnetische trillingen en techniek gericht. “Free energy” concentreert zich op de zuiver technische mogelijkheden en heeft geen werkelijk oog voor de sociale samenhangen waarin de techniek zou moeten functioneren. Nikola Tesla en Tom Bearden zijn bij uitstek exponenten van deze stroming. In het kielzog van Amerikaanse uitvinders en ideeën zijn er in het duitstalige cultuurgebied ook enkele uitvinders opgestaan met vrije energie-machines.


  • De Europese stroming van vrije energie motoren. Hier wijzen uitvinders en schrijvers soms op concrete natuurfenomenen of experimenten die iedereen zou kunnen natrekken. Zij plaatsen hun techniek ook altijd in een sociale en therapeutische samenhang; soms in het kader van een expliciet spirituele wereldbeschouwing. Er worden in deze stroming al dan niet heldere begrippen ontwikkeld en een enkele keer wordt een construeerbare machine zelfs helder beschreven. Eén of meer machines, die weliswaar op Amerikaanse Tesla-principes gebaseerd zijn, zouden in de besloten sociale gemeenschap Methernita in Zwitserland permanent in werking zijn. Van de Europese stroming zijn de vertegenwoordigers bij uitstek: Viktor Schauberger en Wilhelm Reich, ook al werkte de laatste weer voornamelijk als duitse immigrant in de Verenigde Staten. Vanwege het esoterisch jargon en de furore die hij destijds maakte hoort de Oostenrijker Karl Schappeller ertoe evenals de geheimzinnige Duitse Reichsarbeitsgemeinschaft die in de jaren dertig van de twintigste eeuw op hem gewezen heeft. Als Nederlander rekenen we ook Jo Wardenier tot deze stroming, hoewel rond hem verder alles in het duister gebleven is.


  • De derde stroming is het eigenlijke “mechanisch occultisme” met de oervader uit Philadelphia in de Verenigde Staten, waarmee het allemaal begon: John Worrell Keely. Verschillende occultisten met groot gezag wijzen op zijn persoonsgebonden machines en op zijn unieke, op bovenzintuigelijke resonantie gebaseerde techniek. Zijn vondsten zouden de eerste aankondigingen van het mechanisch occultisme zijn. Niemand heeft na hem hetzelfde gepretendeerd en gepresteerd; niemand behalve Keely heeft later ook een vergelijkbare bijval door onbetwiste ingewijden en helderzienden uit esoterische hoek gekregen, zoals door Blavatsky, Harrison en Rudolf Steiner.

Terug naar de inhoudsopgave


Het onontkoombare energievraagstuk van de 21ste eeuw


De mensheid heeft op termijn van enkele decennia een geheel nieuwe energiebron nodig. De rijke landen verbruiken steeds meer energie. En alleen al met de verwachte ontwikkeling van de economie en welvaart in China zal een enorme extra vraag naar de nog voorhanden energievoorraden ontstaan. De nu bekende energiebronnen vertonen het grote manco, dat ze onvoldoende duurzaam zijn: afvalstoffen, verbrandingsgassen, nucleair afval en de algehele temperatuursverhoging belasten het leefmilieu van de aarde aantoonbaar en steeds meer.

Daarnaast kent onze hedendaagse techniek naast zijn brandstoffen veel chemisch afval dat het leven bedreigt. Van sommige technieken, zoals de communicatietechniek, die met electromagnetische straling werkt, lijkt het gebruik zo intensief te worden, dat de nadelige gevolgen voor de menselijke gezondheid niet langer ontkend kunnen worden. Nog altijd brengen dagelijkse machinale arbeid en intensief werk met computers een belasting voor de menselijke gezondheid met zich mee. Op het maatschappelijk vlak zijn de grootschalige energiewinning en industriële techniek in organisatievormen ingesponnen, die niet expliciet het welzijn van de mens ten doel hebben, maar zich zuiver naar de kapitalistische waarde en geldstromen richten als een doel op zichzelf. De menselijke arbeid wordt daarbij als kostenfactor gereduceerd; de mens zelf als hulpbron met zijn eigenwijze weerstand psychisch gemanipuleerd; via de koppeling van inkomen aan arbeid wordt men via het loondienstprincipe en de arbeidsmarkt gechanteerd; de sociale samenhangen in het groot hebben te zuchten onder het monsterverbond van bedrijfsbelangen, grootkapitaal en politiek, dat vanuit een verhoudingsgewijs kleine kring gedirigeerd wordt.


Voor dit samenhangende complex van problemen wordt naar reguliere en alternatieve oplossingen gezocht. Daarbij moet bedacht worden dat alternatieve energiebronnen, zoals bijvoorbeeld zonnecellen, door hun productie-wijze en door de gebruikte materialen soms ook het milieu zwaar kunnen belasten.

Terug naar de inhoudsopgave


Free energy, zero point energy, etherische krachten en mechanisch occultisme


Twee radicaal andere gedachten presenteren zich echter ook. Beiden worden niet in de wetenschappelijke tijdschriften toegelaten en kunnen ook nauwelijks op belangstelling van de reguliere media rekenen. De ene is de gedachte van vrije energie: het ontsluiten van geheel nieuwe energiebronnen die onuitputtelijk zijn en die wetenschap en techniek op dit moment nog niet kennen. Vele uitvinders claimen een vrije-energie-machine gebouwd te hebben, die zijn drijfkracht aftapt uit iets onbekends. Soms wordt de werking toegeschreven aan onmetelijke krachtstromen vanuit de kosmos, soms door nog onbekende of slecht begrepen eigenschappen van de electrische en magnetische krachten. Speciaal de apparaten die op dergelijke onbekende eigenschappen van electromagnetische trillingen zouden berusten, worden met “free energy devices” aangeduid; dit is vooral een Amerikaanse stroming. Soms hanteert men ook de term “zero point energy”, een term die ontleend wordt aan eigenschappen van het vacuum volgens de theorie van de quantummechanica. Deze concepten staan geheel los van de mens en zijn welzijn.


De andere gedachte is nog radicaler en beroept zich op het benutten van de natuurlijke levenskrachten die in de natuur werkzaam zijn. Deze etherische krachten zouden voor meetinstrumenten principieel verborgen zijn, omdat dit immers niet-levende apparaten zijn. Deze etherische krachten zouden ook voor het menselijk bewustzijn gevoelig zijn. Alleen door de reacties van de levende natuur, zoals bij plantengroei, en door hogere waarnemingsvermogens dan de gewone zintuigen zijn deze krachten bespeurbaar. Daarom kan deze tweede stroming werkelijk spiritueel genoemd worden; of vanwege het nog verborgen karakter van de krachten en de aanwijzingen die vanuit de esoterie gegeven worden: “occult”.

In deze tweede stroming gaan de idealen veel verder: men stelt zich daar een techniek voor die het leven in de natuur spaart, ja zelfs kan herstellen; die helend werkt, ook op de bedienende mens. Men zoekt een techniek die in een ethische en mensgerichte sociale ordening functioneert. Hierbinnen is de meest extreme voorstelling een techniek die concreet mensgebonden is en zelfs niet eens functioneren kán los van de directe bediening door de morele machinist of buiten een mensgerichte sociale samenhang. Met nog onbekende, verborgen en toekomstige krachten worden door de mens zelf dergelijke mechanismen aan het draaien gebracht. Vandaar dat speciaal deze extreme mogelijkheid als “mechanisch occultisme” betiteld wordt in spirituele en esoterische kringen.

Terug naar de inhoudsopgave


Perpetuum mobile en vrije energie in cultuurhistorisch perspectief


De oude culturen tot en met de middeleeuwen kenden nauwelijks techniek in de mate waarin deze het hedendaagse bestaan doortrekt. Veeleer moet men in de oude culturen van bewustzijnstechnieken spreken, of het nu de yoga, de opleidingen in de mysteriescholen, de geheimen van de Egyptische priesterkaste of christelijke inwijdingswegen betrof. De uiterlijke techniek bestond hooguit uit het bijsturen van natuurlijke processen, zoals zoutwinning, dagbouw of mijnbouw voor grondstoffen, hout-, steen- en metaalbewerking, het veredelen van gewassen. Het meeste lijkt nog op onze moderne techniek, wat men tot stand wist te brengen in de scheepsbouw, de architectuur en de mechanische techniek van houten raderwerken en oorlogsmachines. Om die reden prijzen veel tijdgenoten zich gelukkig, dat zij niet in dergelijke ‘primitieve’ culturen hoeven te leven. Niet alleen om het gebrek aan de hedendaagse luxe, maar ook om beangstigende vragen als: hoe werd, om maar iets te noemen, de gezondheid gehandhaafd? Géén tandartsboren, géén PET-scanners, géén narcose om de patiënt tijdens een operatie te verdoven; ja zelfs géén koelkast; nog niet eens een telefoon, televisie of internet om de uren van verveling mee door te komen. Wie zo over de oude culturen denkt, dient goed te bedenken, dat de kern van deze culturen destijds al geheim gehouden werd: uit de mysteriën drong de priesterkennis niet naar buiten; voor profane oren was deze kennis taboe en gevaarlijk. Daarom moeten we ook in het midden laten, dat er in oude culturen, misschien wel degelijk doelgericht genezen en ingegrepen kon worden; mogelijk kon men zelfs tot in de natuurkrachten ingrijpen. Wij weten uit de uiterlijke archeologische en antieke bronnen alleen niet hóe; evenmin als het gewone volk van niet-ingewijden dat destijds wist.


Vanaf de veertiende eeuw verovert de Europese mensheid zich een verdieping in de mechanische techniek. Grote uitvinders staan op, zoals Francis Bacon, de gevaarlijk experimenterende monnik, en Leonardo da Vinci, de veelzijdige natuur-onderzoeker en machine-visionair. Mechanische apparaten en meetinstrumenten voor de zeevaart worden in sneltempo verfijnder en ingewikkelder. In Noord-Italië worden in allerhande ambachtelijke werkplaatsen technische processen onderzocht. Zo stak Galileo Galilei zijn kennis voor een nieuwe mechanica niet op aan de universiteiten van zijn tijd, maar in de ateliers van de wapenmakers. De laatsten moesten er immers zeker van zijn, hoe een kanonskogel zich nu eigenlijk in werkelijkheid naar het vijandelijke kasteel bewoog, en zij konden wat dat betreft niet op een scholastieke discussie van universitaire boekengeleerden vertrouwen. Johannes Keppler ontwikkelde een verfijnde rekentechniek om de inhouden van verschillende vormen van wijnvaten te kunnen berekenen. Ook combineerden wetenschappelijk onderzoekers als Keppler en Brahe hun astronomisch rekenwerk nog met horoscoopberekeningen, de laatste verbinding tussen mens en kosmos vanuit de oude mysteriën. Ook komt vanuit de middeleeuwse alchemie de practische chemie op; de alchemie was een laatste gebied dat ook nog nauw met de bewustzijnsontwikkeling van de alchemist zelf verknoopt was.

Met de architectuur, scheepsbouw en mechanica voorop gaat de techniek zich na de vijftiende eeuw steeds sneller ontwikkelen. In de zeventiende eeuw vormen de perfectionering van het horloge en de klok nog de ‘high tech’, maar na de Romantiek, vanaf het begin van de negentiende eeuw breekt de technische vooruitgang werkelijk los met de stoommachine en de machinale productie. De techniek neemt de aanloop naar hetgeen wij nu kennen. Alle religiositeit of mystiek die men nog in de achtiende eeuw met natuuronderzoek combineerde, wordt tegelijk met die ontwikkeling afgelegd. De puur aan de materiële natuur aangepaste waarneming en het experiment dat losstaat van de onderzoeker zelf, komen tot bloei en leiden tot steeds meer practische resutaten. In de tweede helft van de negentiende eeuw worden omvattende natuurwetenschappelijk theorieën uitgedacht om de schepping en de mens niet langer theologisch op te vatten, maar om de materiële wereld en de mens vanuit de natuurwetenschappelijk-kritische houding te begrijpen en te beheersen.


Toch is de mensheid uit de begintijd van de moderne techniek, uit het herfsttij van de middeleeuwen, een droom bijgebleven. Dit is de droom van de eeuwig lopende mechanische machine, de droom van de eeuwig brandende chemische lamp. Een droom die volgens de moderne natuurwetenschap niet mogelijk is. Maar warempel blijkt de droom sterker dan het verstand: in de vorm van de vrije-energie machine, de nulpunts-energie-machine, de Strader-machine, onbegrepen Tesla-machines, enzovoort steekt deze droom sinds de negentiger jaren van de twintigste eeuw weer duidelijk de kop op. Nu niet alleen als eeuwig en vanzelf lopend speeltje, maar zelfs als machine die nuttige energie “uit het niets” haalt ! Dé oplossing voor het dreigende energieprobleem binnen enkele decennia!

Een dergelijke machine kan volgens onze professoren en ingenieurs echter niet bestaan. Wie al te ernstig aan deze droom vasthoudt, wordt dan ook als niet-wetenschappelijke amateur door de vakmensen genegeerd. Wie dan nog steeds in zijn voorstellen voor een perpetuum mobile blijft volharden, wordt door de wetenschappelijke kritiek onder handen genomen. Wie met enig succes weet te publiceren, wordt als een ondeskundige, die niet eens over de basiskennis van de natuurkunde beschikt, afgedaan. Wie zijn machines en experimenten publiekelijk durft te vertonen wacht zelfs een somber lot, zoals we dat hieronder herhaaldelijk bij uitvinders zullen tegekomen.


Welke basiskennis wordt nu bedoeld? Welke schoolkennis is zo wezenlijk, dat van de vrije-energie-uitvinders zelfs hun geestelijke gezondheid in twijfel getrokken kan worden door het wetenschappelijk establishment?

Terug naar de inhoudsopgave


De moderne dogma’s van behoud van energie en toename van entropie


In het begin van de negentiende eeuw is het abstracte natuurkundige begrip “energie” ontwikkeld: een rekengrootheid die van geval tot geval in de natuurprocessen en technische processen anders berekend moet worden. Tegelijk heeft de natuurwetenschap toen ook een belangrijk voorschrift geformuleerd, waaraan deze proteusachtige energie dient te gehoorzamen: de wet van behoud van energie. Zoals kerkelijke dogma’s geëtiketteerd worden met de naam van het betreffende concilie, zo worden de natuurkundewetten gelabeld met de naam van een theorie: energiebehoud is de “eerste wet van de thermodynamica”. Het betreft hier basiskennis voor elke moderne natuurkundige of ingenieur: in de processen van natuur en techniek kunnen allerhande bekende en onbekende energie-omzettingen plaatsvinden, maar vóór en ná blijft de totale energie-hoeveelheid altijd gelijk.


Ook aan warmte kan zo een hoeveelheid energie toegeschreven worden. En speciaal de warmte heeft met alle energie-omzettingen een bijzondere relatie. Bij elke concrete energieomzetting namelijk neemt een groter of kleiner deel daarvan altijd de vorm van warmte aan. En deze vrijkomende warmte nu kan zich alleen maar verspreiden en verstrooien in de ruimte. Daarbij straalt de warmte vrij in de ruimte weg of vloeit weg, sneller of trager door alle soorten stoffen heen. Die vrijgekomen en verspreide warmte laat zich niet weer terug in een samenballing ordenen. Als de terugweg vanuit eenmaal verstrooide warmte tóch mogelijk zou zijn, dan zou men een energieproces opnieuw kunnen herhalen. Bijvoorbeeld zou men dan in de cylinder van een motor opnieuw het verhittingsproces kunnen voltrekken, dat zich zojuist afgespeeld heeft om de motor aan te drijven; en wel met dezelfde warmte die men zojuist ook al gebruikt had. Maar, omdat er bij elke energie-omzetting een warmte-deel vrijkomt, dat altijd ongestrucureerd wegstroomt en dat zich onomkeerbaar door de ruimte verspreidt, kan er volgens de academici ook nooit een apparaat gebouwd worden dat op een beperkte hoeveelheid start-brandstof ononderbroken blijft functioneren. En al helemaal is het wegens het behoud van de hoeveelheid energie in elk proces ondenkbaar, dat een machine, al draaiende, meer en meer energie “uit het niets” tevoorschijn brengt. De starthoeveelheid aan brandstof heeft volgens de eerste wet van de therodynamica immers een eindige hoeveelheid energie in zich, die door welke omzetting dan ook alleen maar even groot kan blijven, maar nooit méér kan worden. Zelfs is een eeuwig vrij en nutteloos draaiend speelgoedje niet mogelijk, omdat door de wrijving van de bewegingen zelf in en om het draaiende apparaat er warmte ontstaat, die door de aard van warmte zelf onherroepelijk zich verspreidt, weg van het machientje.


Deze merkwaardige eigenschap van de warmte, die in de hele natuur zou gelden, is als “tweede wet van de thermodynamica” met een bijzonder woord gesierd: de entropie. Energie, een berekenbaar getal, wordt behouden, maar entropie, eveneens een berekenbare grootheid, neemt in alle processen altijd toe.

Zolang deze dogmatiek van energieomzettingen aangehangen wordt, wordt de gedachte aan de perpetuum mobile, de uit zichzelf lopende machine, tot de ketterijen in de natuurkunde gerekend. Een perpetuum mobile is onmogelijk. Aldus luidt de leer die allen als orthodoxie moeten aanhangen, die sinds het begin van de negentiende eeuw carrière wensen te maken in natuurwetenschap of techniek. Deze gedachten blokkeren in het wetenschappelijk en technisch establishment de openheid van geest om naar een vrije energie-machine of het mechanisch occultisme te zoeken. Alleen onorthodoxe denkers, zoals Viktor Schauberger en Ilya Prigogine, overwegen het bestaan van “neg-entropie”, een negatieve entropie, een ordenende kracht die in de organische natuur alle onwaarschijnlijk mooie vormen en complexe stoffen schept, maar die zich in de dode machinewereld en thermodynamica niet toont. De negentropie zou juist tegen de wet van de entropie en in dienst van het leven werken; deze zou bijvoorbeeld natuurlijke afkoeling bewerkstelligen in plaats van opwarming.

Terug naar de inhoudsopgave


Bestonden er vroeger apparaten zoals een perpetuum mobile?


Uit de historie komen twee soorten verhalen over eeuwige energieomzettingen: die over de mechanische perpetua mobiles en die over eeuwig brandende lampen. De eerste vraagt om een wrijvingsloos mechaniek of om een voordurende compensatie van alle wrijving die her en der in het mechaniek optreedt. De lampen vereisen een brandstof voor hun vlam die zichzelf na verbranding steeds weer regenereert om opnieuw de vlam te kunnen voeden; zo’n lamp is meer een “perpetuum mobile chemicum”.


De eerste soort van mechanieken zijn tot op heden, voor zover mij bekend, alleen maar als ontwerpen aan de wereld gepresenteerd. Vaak blijkt uit die oude ontwerpen al snel, dat de zaak niet kán functioneren. Bijvoorbeeld een roterende as met vrij uitstkende spaken die halverwege hun lengte inklappen en uitklappen, zodanig, dat de weg omhoog (tégen de zwaartekracht ín) met ingeklapte spaken wordt afgelegd en de neergaande weg (waar de zwaartekracht trekt en de rotatie van het geheel bevordert) met uitgeklapte spaken. Iedereen met enige kennis van werktuigen en mechanica kan beredeneren, waar de wrijving overal optreedt (draaias, spakenscharnieren en luchtweerstand) en dat niets dit verlies aan mechanische energie compenseert.

Vanwege hetzelfde bezwaar van wrijving zal ook een ketting van met gelijke tussenafstanden aaneengeregen ballen die over een steile helling omhoog (met weinig getrokken ballen) en een vlakke helling omlaag (veel, trekkende ballen) sleept en die zich onderlangs via een boog weer sluit met de omhoog getrokken ballen, ook weer snel tot stilstand komen.

Daarnaast zijn er wel in de loop van de geschiedenis machines en klokken in elkaar gezet die inderdaad eeuwig leken te lopen en nooit opgewonden hoefden te worden. Daar bleek de vernuftige instrumentmaker echter niet het hele verhaal aan zijn afnemer verteld te hebben; later bleek, dat er bijvoorbeeld gebruikt gemaakt werd van de natuurlijke variatie in de luchtdruk om via een verfijnd barometer-mechanisme, dat als een soort pompje werkte, de klok voortdurend van voldoende nieuwe energie te voorzien. De ambachtsman kon de wrijving van de onderdelen in zijn klokkemechanisme natuurlijk ook niet vermijden, maar had deze wel zéér gering weten te maken. De mechanische perpetua mobiles lijken hiermee naar ons begrip van de mechanica afgedaan.


De verhalen van de eeuwig brandende lampen zijn uit de litteratuur van de archeologie bekend. Een fraaie opsomming is te vinden in het lezenswaardige boek van de onderzoeksjournalist Theo Paijmans “Free energy pioneer: John Worrell Keely“, En ook op het internet hoeft men maar met trefwoorden “eeuwig brandende lamp” te grasduinen om de mooiste historische verhalen te vinden. Volgens W. Wynn Westcott hebben meer dan 170 welbekende schrijvers in de loop der eeuwen over vondsten van eeuwige, kunstmatige lichtbronnen in gaftombes en tempels geschreven.

Eén bekend voorbeeld is te vinden bij Pancirollus in zijn boek “Rerum memorabilium deperditarum”: in het graf van Tullia, de dochter van Cicero, zou een brandende lamp zijn aangetroffen, toen deze tombe aan de Via Appia in Rome rond 1540 geopend werd. Tullia nu stierf in 44 voor Christus en de lamp zou op dat moment meer dan 1580 jaar gebrand hebben. Door de blootstelling aan de frisse lucht doofde het licht. Een ander voorbeeld wordt door de kerkvader Augustinus in zijn werk “De Civitate Dei” (boek 21; hoofdstuk 6) genoemd, waarbij hij zich waarschijnlijk op Plinius baseert en dus enkel citeert. In een bepaalde tempel van Venus in Egypte zou een lamp gehangen hebben die door wind noch regen werd gedoofd. Augustinus verklaart dit, doordat een vakkundig ambachtsman gebruik gemaakt zou hebben van “de steen asbestos”. Dat is sowieso een vreemde verklaring van Augustinus, omdat reeds in de oudheid in mijnen asbest, “de steen asbestos”, gewonnen werd. Deze minerale vezels werden tot stoffen en doeken geweefd die juist onaantastbaar waren door vuur en dus allerminst als brandstof konden dienen. Ook kan asbest, zoals wij het kennen niet tot een zelfontbrandende substantie gemaakt worden, waardoor een gedoofde vlam steeds weer zou kunnen ontbranden.

Veel verslagen over eeuwig brandende lampen zijn dermate kort en bondig, dat men over de precieze chemische verschijnselen weinig te weten komt en allerlei moderne wetenschappelijke verklaringen kunnen op grond van die teksten niet uitgesloten worden. Bovendien zijn de verslagen vaak uit tweede hand en betreffen citaten uit een litteraire bron uit de oudheid; dat voldoet niet aan de eisen van een modern wetenschappelijk verslag, die directe, eigen waarneming en empirie vragen. Tenslotte zijn volgens de indirecte bronnen de laatste daadwerkelijke vondsten van dergelijke lampen uit het begin van de zestiende eeuw. En zelfs dan bewijst het daadwerkelijk aantreffen van een brandende lamp op het moment dat men een graftombe opent, nog niet, dat die lamp reeds eeuwen lang onafgebroken in een gesloten graf gebrand heeft…..

Terug naar de inhoudsopgave


Kunnen we tegenwoordig vrije energie-machines als mogelijkheid denken?


Binnen de kaders van de van de hedendaagse academische natuurwetenschap is een perpetuum mobile of een eeuwig brandende lamp met een beperkt, eigen brandstof-reservoir ondenkbaar. De wet van behoud van energie en de wet van toename van entropie verhinderen dat .... binnen de kaders van de moderne natuurkunde. Op enigerlei wijze zal men de gefixeerde kaders dus moeten doorbreken om een vrije energie-machine voor werkelijk mogelijk te houden. In welke richtingen kan een doorbraak in het denken gezocht worden?


Er is een principeel verschil tussen de levende natuur en de dode, machinale techniek.

In de natuur speelt een kracht mee, die de aan apparaten en dode stof gebonden techniek niet kent. Ook de biochemie en biotechnologie tot en met genetische manipulatie staan eigenlijk nog altijd in het gebied van het technische denken, dat slechts met dood materiaal kan omgaan. De echte levenskracht in de natuur is niet in DNA of binnen genen opgesloten, maar is een nog onbekend krachtweefsel dat zich juist aan alle machinerie en aan alle meting onttrekt; het is juist ook onbekend, omdat de levende wereld van de natuur enerzijds en de dode wereld van de techniek en van ons verstandelijke denken anderzijds elkaar wederzijds uitsluiten. Pas een geheel nieuw menselijk waarnemingsvermogen of een verontachtzaamde of nog te ontdekken techniek zou de levenskrachten waarneembaar maken.


Let wel, dat in dit artikel een bepaalde overtuiging niet gedeeld wordt: namelijk, dat het menselijk denken in principe en kentheoretisch het levende niet zou kúnnen begrijpen. Als we hiervan zouden uitgaan, zou ook een eventuele toekomstige techniek die wél een levenskracht incorporeert, al bij voorbaat gekenschetst worden als één waarbij het gebruik van het menselijk denken irrelevant is. We zijn hier bereid te overwegen, dat ons huidige begrippenkader en de algemeen gangbare denkgewoontes het levende niet kunnen begrijpen, maar dit geschrift zou zinloos zijn, wanneer ervan uitgegaan wordt, dat een verruimd denken, net als een nieuwe verstandelijke theorie in de natuurwetenschap, evenmin in staat zou zijn om de levenswereld te begrijpen.

Tevens stellen we vertrouwen in de uitspraken van esoterici van Oost en West, dat de mens hogere waarnemingsvermogens kan en zál ontwikkelen, die onder andere de levenskrachtenwereld voor hem zullen ontsluiten. Eigenlijk kan men niet anders zeggen dan dat deze opvatting, waarin ook de bewustzijnsvermogens van de mensheid zich ontwikkelen, pas een consequente en volledige evolutie-theorie is.


Vooral Viktor Schauberger heeft erop gewezen, dat er processen in de vrije natuur zijn die tegen de entropiewet in werken. De wet van de entropie is namelijk aan de dode machine-techniek in de thermodynamica afgelezen. Maar in de vrije natuur treden bewegingen en krachten op, waarbij afkoeling in plaats van opwarming plaats vindt. En het beroemde beeldende argument, is dat een levende appelboom is staat blijkt om alle ongeordende stoffen, gassen en licht uit de omgeving te verzamelen en in de prachtig geordende vrucht van een appel samen te brengen in de loop van het groeiproces. Dit levensproces van organische groei gaat overal juist tégen de entropiewet in. Volgens Schauberger heeft de mensheid zich in zijn techniek beperkt tot de machinale krachten van druk, duwen, verbranden, explosie, rechtlijnigheid en zich nog niet gericht op de levensbewegingen van de ongestoorde natuur, die zuiging, trekken, afkoeling, implosie, spiraal- en draai-bewegingen vertonen en die als enige samengaan met de onuitputtelijke levenskrachten van de natuur. Wanneer Viktor Schauberger hieronder in meer detail besproken wordt, zal blijken, dat hij concrete experimenten aangaf; deze werden helaas door de wetenschappelijke wereld niet verder nagetrokken. De zeldzame keren, dat het met enkele elementaire experimenten wél gebeurde, vond er een verbazingwekkende bevestiging van zijn beweringen plaats! En hierin blijkt de ontrouw van vele wetenschappers aan hun eigen onderzoeksmethode: ze redeneren vooraf bepaalde zaken dogmatisch weg met hun verstand en schoolse theorieën, terwijl zij eigenlijk volgens de natuurwetenschappelijke methode zelf eerst het experiment, hoe vreemd ook, en de waarneming zouden moeten verrichten alvorens onbevooroordeeld tot hun op waarneming gebaseerde oordeel te komen.

Men kan met natuurkundigen en ingenieurs instemmen, dat energie behouden blijft en dat de entropie toeneemt….. in de mechanische processen van de dode en machinale wereld. Dit laat echter de realiteit die optreedt in de levende natuur, inclusief het menselijk lichaam, nog volledig open en onaangeroerd. In de levende natuur zouden wel eens verrassende krachten verborgen kunnen liggen, die aan andere wetten dan die van de dode natuurkunde gehoorzamen. Voor het bestaan van dergelijk etherische of kosmische krachten houden de vrije-energie pioniers hun oordeel open. Hierin worden zij bevestigd door helderzienden en ingewijden, die uit eigen waarneming bevestigen, dat er nog geheel andere lagen en krachten in de werkelijkheid zijn dan alleen die die de normale zintuigen ons tonen.


Zelfs het oerfenomeen van het mechanisch occultisme is voor ons gedeeltelijk verborgen, maar toch als begin en eind heel vertrouwd. Ieder gezond mens kan zich namelijk bewust voornemen een bepaalde beweging te maken. Dit geschiedt in het bewustzijn met een voorstelling en een al dan niet bewuste morele intentie. Vervolgens duikt dit proces in ons onbewuste of bovenbewuste; wij kunnen niet bewust volgen, hoe de koppeling naar onze spieren en zenuwen van ons organisme gelegd wordt. Maar als eindresultaat blijkt, dat onze ledematen, handen en vingers precies die beweging in de realiteit van de ruimte en de krachtenwereld uitvoeren, die we in het begin ons planmatig voorgesteld hadden. De mens kan zijn eigen “organisch mechanisme” bedienen vanuit zijn geest. Zou het dan in principe ook niet mogelijk zijn om daarvoor gevoelig gemaakte apparaten buiten ons lichaam ook door gedachtenkracht en intentie te laten bewegen?

Dit thema is bijvoorbeeld in de parapsychologie bekend als “telekinese”. En zowel in India bij yogis als in het westen bij bijvoorbeeld heiligen als Franciscus van Assisi zijn verschijnselen van levitatie gemeld: door bepaalde bewustzijnstoestanden konden deze mensen hun lichaam laten zweven, vrij van de zwaartekracht. In de parapsychologie zijn telekines en levitatie vaak als een onbeheersd proces of als nevenverschijnsel van een psychische afwijking beschreven. Een bepaalde Amerikaanse schrijver spoort zelfs aan om zelf te proberen de eigen telekinetische gaven te testen en verder te ontwikkelen. Hij geeft daartoe proefjes en eenvoudige apparaatjes die met eenvoudige huisvlijt gemaakt kunnen worden. Dit is te vinden in “Mind Machines You can Build – Move Things with your Mind and other Experiments” van G. Harry Stine (1997). Onder andere de Indiase goeroe Swami Rama heeft zich aan laboratorium-proeven onderworpen en daarbij verschijnselen van telekinese gedemonstreerd. Verslagen van deze en andere experimenten met Swami Rama zijn te vinden in het boek “Beyond Biofeedback” van Elmer and Alyce Green.


Ook wijst iemand als Karl Schappeller erop, dat er boven de natuurkunde die wij kennen, die hij de “secundaire natuurkunde” noemt, een hogere sturende ordening van krachten bestaat, welke tevens voor het bewustzijn gevoelig is. Die hogere oorsprong van materie en krachtwerkingen in natuur en techniek noemt hij de “primaire natuurkunde”. Dit stemt als abstracte gedachte geheel overeen met de leringen van het occultisme, dat er hogere, niet direct waarneembare lagen van de werkelijkheid zijn; dat deze de zintuigelijke wereld eigenlijk bepalen en zelfs voortbrengen; en dat deze hogere etherische of astrale krachten sterk met het bewustzijn van de mens en van andere niet-menselijke geestelijke wezens verbonden is. Karl Schappeller beroept zich erop, dat zijn machinerie alleen vanuit die primaire natuurkunde begrepen kan worden en dat deze zou functioneren op basis van dergelijke hogere krachten.

Terug naar de inhoudsopgave


Een speculatieve slotsom op basis van de geesteswetenschap


Uit de energiecrisis die in de eerste helft van de 21ste zal gaan optreden ziet het establishment eigenlijk slechts twee uitwegen: alternatieve energiebronnen en kernfusie; de zo opgewekte energie zou dan in waterstof en zuurstof opgeslagen kunnen worden voor de distributie en voor het vervoer. De daadwerkelijke fusie van waterstof gelukt echter niet tegen de verwachtingen in en ondanks enorme onderzoeksbudgetten. De alternatieve energiebronnen krijgen voorlopig nog alleen een kans in de marge; voor de grote industrie en de groot-banken is het tezeer een gedecentraliseerde techniek: er is dan geen centrale monopolist meer die grote winsten kan concentreren over miljoenen mensen heen. Een bezwaar dat het kapitalisme uiteraard ook heeft tegen de vrije-energie machines; deze zou u enkel tegen de kosten voor eenmalige aanschaf en wat onderhoud thuis kunnen bedienen. Een aantal van de alternatieve energiebronnen kennen in hun productie grote milieubezwaren, zoals de gifstoffen en zware metalen die in de productie van zonnecellen nodig zijn. Bovendien hebben alle verwachte energiealternatieven het grote nadeel dat ze met meer gebruik ook meer zullen bijdragen aan de opwarming van het klimaat.


Vanuit de occulte wetenschap wordt tegen het bestaan van kernfusie naar voren gebracht, dat er geen natuurlijke kernfusie bestaat: de zon is geen natuurlijke kernreactor, zoals sterrenkundigen theoretiseren. Deze zouden verbaasd staan, indien zij een blik in het innerlijk van de zon konden werpen. Deze is niet super materieel, super gecomprimeerd en super heet, maar heeft in zijn inwendige een ruimte die leger zou zijn dan vacuum, een soort gat in de ruimte zelf. Dergelijke ideeën vindt men bijvoorbeeld bij Rudolf Steiner en Karl Schappeller. Dit wijst er dan op, dat kernfusie in de natuur niet bestaat. Dat wil niet zeggen dat het als geheel nieuwe en kunstmatige techniek niet door menselijke inspanning ontketend zou kunnen worden; tenslotte verwachten de mechanisch occultisten een techniek die ook volkomen nieuw is en die de natuur zelf zonder menselijke inspanning wellicht nergens laat zien. De occultisten zien in nucleaire techniek echter een sterk mens-vijandige kracht uit de zogenamde “ondernatuur”.


Hoe definitief zal de komende energie-crisis zijn, die velen als een doemscenario vrezen? Laten we tegenover die bange vrees hoop en vertrouwen stellen: de mensheid heeft zich in het verleden steeds verder ontwikkeld, ondanks de grenzen die zijn techniek hem steeds leek te stellen. Er deden en er doen zich onverwachte doorbraken voor sinds de verfijnde mechanica en de boekdrukkunst: er verschenen stoom, elektriciteit, benzine- en diesel-motoren, elektromagnetische apparaten, elektronica en micro-elektronica, kernenergie en de computer met alle digitale techniek. Als deze soort techniek zichzelf ziet dood lopen op het energie-tekort, dan ziet zij zichzelf psychologisch en geestelijk slechts in de spiegel: het is namelijk de techniek van dood brengende krachten, gebaseerd op de ondernatuur in plaats van de krachten uit de levende natuur. De levensvijandige techniek in zijn huidige vorm zal in de 21ste eeuw ten einde lopen, maar de mensheid als geheel schrijdt verder, zoals zij al millennia lang aantoonbaar verder geschreden is.

De esoteriek houdt ons voor de toekomst voor: het menselijk bewustzijn zal zich verder ontwikkelen en daardoor onder andere nu nog onbekende natuurkrachten waarneembaar maken. Bij die nieuwe spirituele en mondiale ontwikkeling zullen een techniek en energiebronnen horen die bij die toekomstige mensheid en dat komende mensheidsbewustzijn passen: een morele ethertechniek. En voor een nog veel verdere toekomst met moreel en materieel zwaardere opgaven: de hantering van de Vril-kracht of astrale krachten.

Het menselijk denken zal in die nieuwe bewustzijnsvormen worden meegenomen. En doordat het individuele en zelfstandige denken erin opgenomen is, vormt dit de garantie voor de menselijke vrijheid. Bij die nieuwe bewustzijnsvormen en bij die nieuw ontsluierde werelden zulke nieuwe technieken en energieën ontsloten worden die voor ons huidige bewustzijn en de hedendaagse technische apparaten nog verborgen zijn; of men nu professor, ingenieur is of niet. Het is net als bij een kind dat begint met rekenen en dus nog niet de hogere wiskunde bijgebracht kan worden. Het zou dan ook wel eens kunnen, dat onder gunstige omstandigheden de nieuwe ethertechniek zich de komende decennia gaat vertonen en grootschalig verspreiden, zodat de mensheid als geheel de verwachte energiecrisis min of meer vóór kan zijn. Met het hart dat we hier onder de riem steken is natuurlijk niet gezegd, dat dit alles zonder grote moeite, opoffering of weerstand zich zal gaan voltrekken.


Is er er met de achtergrond van geesteswetenschap nu al een speculatie mogelijk, waarom nieuwe technieken en krachtbronnen in verbinding met de mens zelf denkbaar zijn? De schrijver geeft het voor wat het waard is, maar brengt de volgende aanwijzigen met elkaar in verbinding. Daarbij wordt ervan uitgegaan, dat er in de quantummechanica een bepaalde waarheid over de materiële en energetische wereld begrepen is, omdat de berekeningen ook tachtig jaar later exact met vele metingen aan het atoom en aan het licht overeenstemmen. Dat wil echter niet zeggen dat daarmee alles wat er over materie en energie gekend kan worden, nu al aan de mensheid bekend is.

Ten eerste bleven er sinds de dertiger jaren nimmer begrepen aspecten in de atoomtheorie, de quantummechanica. De briljante uitdenkers van destijds hebben zélf erop gewezen, dat zij nooit hebben begrepen, wat hun centrale psi-functie, die met complexe getallen rekent als substantie in de natuurlijke realiteit van atomen en licht voorstelt. Het enige is dat alle wiskunde rond het atoom, krachtwerkingen en energie-uitwisseling verwant is aan de wiskunde van trillingen. Ook puzzelt men heden ten dage over een oud probleem in de atoomtheorie: over quantumverschijnselen met licht, die onmiddelijk gelijktijdig op grote afstand optreden, de zogenaamde “quantum entanglement”; hier stoort de psi-functie zich niet aan ruimte en tijd, maar lijkt zich buiten ruimte en tijd te ontvouwen en van daaruit op de lichtverschijnselen in te werken.

Ten tweede is de wereld van de muziek en de klank natuurkundig gezien een wereld van trillingen in de lucht. Deze brengen ook ons innerlijk gehoororgaan in trilling middels resonantie; uiteindelijk beleven we innerlijk de muzikale expressie van de componist en niet een opeenvolging van verdichtingen en verdunningen in de lucht. De muzikale klanken gehoorzamen aan de wiskundig strenge wetten van de acoustiek en muziekleer. Ook kan men zuiver innerlijk voor zichzelf een melodie weer laten klinken als een innerlijke voorstelling. Deze innerlijke beleving en hetgeen de ziel aan muzikale expressie ervaart, wordt door het astraallichaam van de mens mogelijk gemaakt. De gevoelens die muziek en zang kunnen opwekken zijn duidelijk van dezelfde aard als morele gevoelens.


Dus: de wiskunde van trillingen heeft uitermate adequaat enerzijds via het astraal- en etherlichaan van de mens van doen met muzikale trillingen, resonantie en met erdoor opgewekte morele gevoelens en anderzijds ook met materie, licht en energie- en kracht-overdracht. Zou dus de mensheid van de toekomst door een nieuw ontwikkeld vermogen niet vanuit zijn innerlijk en uit gerichte vrije en morele wil in de buitenwereld trillingen via resonantie kunnen opwekken? Ja zouden deze trillingen, die in de astrale wereld buiten ruimte en tijd hun oorsprong vinden, niet tot in het atoom en de materiestructuren kunnen doordringen? Zouden deze geen energie kunnen opwekken of zelfs, zoals Karl Schappeller beweert, materie kunnen scheppen? Omdat de wiskunde van het atoom en energie-overdracht, die al tachtig jaar uiterst precies blijkt te kloppen, immers zelf ook een trillingskarakter heeft. Dit verband wordt nog versterkt door de aanwijzing van Rudolf Steiner dat met complexe getallen de wiskundigen een eerste, beginnend contact met de astrale wereld hebben. Een bepaalde wiskundige omzetting, de zogenaamde complexe Fouriertransformatie, wordt in de akoustiek en digitale muziektechniek precies zo gehanteerd als in de wiskundige beschrijving van de psi-golven van het atoom, het licht en hun bewegingen. In beide werelden treden golfverschijnselen, zoals interferentie, op. Wat de luisterende mens hoort als klanken en boventonen, dat neemt mutatis mutandis de atoomonderzoeker waar in de spectraallijnen die materiële stoffen in het lichtspectrum laten verschijnen.

Bovenstaande speculatieve gedachten zijn inderdaad verwant met het muziek- en resonantie-jargon dat John Worrell Keely hanteerde. Keely leefde alleen decennia vóór de eerste ontwikkelingen van de quantummechanica. En zelfs lag een belangrijke inspratiebron voor hem in het muziektheoretische werk van zijn tijdgenoot Dougald Carmichael Ramsay: “Scientific Basis and Build of Music”.


Wat betreft het scheppen van nieuwe materie in een toekomstige nieuwe technologie beweren sommige dappere onderzoekers op grond van chemische analyse, dat planten op uitermate zachte en natuurlijke manier bepaalde chemische elementen vanuit hun levenskracht zelf aanmaken. De planten halen bijvoorbeeld bepaalde metalen niet uit hun omgeving, want daar waren deze tevoren niet chemisch aantoonbaar. De esoteriek geeft aanwijzingen, dat het atoom niet de onveranderlijk starre basisstructuur is, zoals de wetenschap deze heden ten dage denkt. Het zouden structuren zijn, waar doorheen andere krachten stromen, en pas deze dynamische structuur verschijnt aan ons als het atoom. De moderne quantummechanica lijkt pas halverwege op weg naar deze gedachte. Voor een deel zouden dan het onvermogen om onconventionele wegen te verkennen en om vertrouwen te stellen in de aanwijzingen vanuit de esoteriek onze atoomgeleerden tot op heden verhinderen om de volgende quantumsprong in het materiebegrip te kunnen maken: naar een concept van materie die kan groeien, die met levensprocessen beïnvloed kan worden en mogelijk ooit direct door de menselijke geest zelf. De spiritualisering van de quantummechanica en de relatie ervan met het bewustzijn ligt nog een brug verder dan veel populaire boeken momenteel beweren, die zich tot de atoomtheorie in zijn huidige vorm beperken; de quantummechanica, hoe ingewikkeld ook, staat immers nog geheel los van de mens.

Terug naar de inhoudsopgave


Historische inleiding tot het mechanisch occultisme


Aan het eind van de 19e eeuw ontstaat in kringen van het esoterisme de belangstelling voor het thema van het mechanisch occultisme naar aanleiding van een roman van Edward Bullwer Lytton (1803-1873). Deze destijds beroemde en populaire, engelse schrijver verwerkte inhouden die hij verkreeg vanuit zijn contacten en studies in de Rozenkruiserij, in verschillende van zijn romans. Zo kreeg het thema van de ingewijden vorm in zijn roman “Zanoni” uit 1842. Het leven na de dood en zwarte magie zijn thema’s in zijn roman “A strange story” uit 1861. En het toekomst-motief van het mechanisch occultisme staat centraal in zijn roman ”The coming Race” uit 1871.


In deze roman beschrijft hij een volk, de Vrilya, dat diep onder de aarde woont. Ieder individueel hebben deze Vrilya de persoonlijke beheersing over de magische werkende natuurkracht Vril. In het begin komt deze cultuur, die in veel opzichten aan verhalen over Atlantis doet denken, als edel en wijs over. Langzamerhand blijkt echter, dat deze samenleving de sociale richtlijn van het wederzijds vrijlatende respect niet uit vrijheid heeft omarmd. De uiterlijk welwillende tolerantie is een noodzaak om de bewoners onderling te beschermen tegen de wederzijdse vernietiging door elkaar. Het doden is met de kracht Vril namelijk net zo goed mogelijk als het laten branden van lampen, het laten vliegen van hun zwevende luchtvoertuigen, het opwekken van alle kunstmatige muzikale klanken en zelfs het creëren van alle materialen die zij nodig hebben. Ook de gelijkwaardigheid van de vrouwen is in deze onderaardse cultuur erop gebaseerd, dat vrouwen van nature de Vril-kracht kunnen hanteren en met grotere vaardigheid dan de mannen; de mannelijke Vrilya hebben voor de beheersing van Vril een apart apparaatje nodig dat op een muziekinstrument lijkt.


De ik-figuur van deze Vril-roman is een gewone aardse mens die onder de aarde verdwaald is en die zelf dus niet met Vril-beheersing begenadigd is. Wanneer hij als gewone aarde-mens op een Vrilyaanse vrouw verliefd wordt, brengt hij daarmee de sociale ordening van de Vrilya in gevaar. De Vrilya menen dan, dat hij als een minderwaardige levensvorm vernietigd dient te worden. Gelukkig weet de hoofdpersoon met behulp van zijn geliefde, die achterblijft bij haar volk in het inwendige van de aarde, tijdig te ontsnappen naar de gewone wereld van de mensheid. En zo kan hij in deze roman verslag doen van zijn belevenissen.


De roman “The coming race” wordt enkele jaren later gevolgd door onthullingen van een ingewijde en van oosterse meesters over een toekomstige natuurkracht. Helena Petrowna Blavatsky schrijft in haar “Isis Unveiled” (1877), welke volgens Rudolf Steiner deels onder Rozenkruiser inspiratie is geschreven, in positieve en bevestigende zin over het idee van de Vril-kracht volgens Bullwer Lytton. En de Engelse esoteriscus C.G. Harrison refereert aan deze toekomstige kracht in zijn voordrachten uit 1893 voor de zogenaamde Berean Society, een esoterische kring waarvan hij toen voorzitter was.

De bevestiging, dat een bijzondere natuurkracht in de schoot der toekomst rust, nu nog verborgen voor de algemene openbaarheid, wordt nog overtroffen doordat Blavatksy een destijds nog levende, self made ambachtsman in Philadelphia noemt: John Ernst Worrell Keely (1837-1898). Deze autodidact in de muziek en de werktuigbouwkunde zou intuïtief apparaten bouwen die met aspecten van een occulte natuurkracht zouden functioneren; daarbij zou geen enkele materiële brandstof nodig zijn. In de meest creatieve, maar ook meest omstreden periode van zijn uitvindersbestaan wordt John Worrelll Keely gesteund door de rijke weduwe Mrs. Bloomfield Moore, een Amerikaanse theosofe.


In deze periode vallen ook de geboortejaren van een aantal uitvinders waarop speciaal de aandacht gevestigd wordt: de Serviër Nicola Tesla (1856-1943), de drie Oostenrijkers Karl Schappeller (1875-1947), Viktor Schauberger (1885-1958) en Wilhelm Reich (1897-1957) en als een wat verlate tijdgenoot de Nederlander Johannes Wardenier (1912-1960) uit Weststellingwerf (bij Wolvega). Het belang van deze uitvinders is, dat zij meer of minder heldere, radicaal andere ideeën hebben geformuleerd over krachtopwekking via hun raadselachtige machines. Vaak hebben zij hun ideeën echter in een persoonlijk en moeilijk toegankelijk jargon gegoten.

De uitzondering hierop is Nicola Tesla, die, voorzover bekend, geen enkele uiteenzetting over zijn eigengereide benadering van de elektrische en mechanische natuurkrachten gegeven heeft; hooguit heeft hij in enkele losse opmerkingen iets laten doorschemeren. En soms beschreef hij het hoogst noodzakelijke van de details van zijn apparaten ten behoeve van de patent-aanvraag. Vooral van zijn geheime, electrische experimenten, die hij in militaire opdracht verrichtte, is zeer weinig bekend. De spectaculaire Tesla-anekdotes, zowel over hemzelf als persoon, als over zijn vondsten, zijn uiterst intrigerend. Voor de stijl van de Amerikaanse stroming van vrije energie-zoekers is Tesla maatgevend. Voor de beschrijving van zijn patenten gebruikt hij uiterlijk het standaard jargon van een elektrisch en mechanisch ingenieur. De wijze waarop hij volgens zijn autobiografie zijn ideeën kreeg, is echter dermate bijzonder, dat er hieronder nader op zijn persoon ingegaan wordt.

Deze lijst van uitvinders van brandstofloze motoren zou men nog tot honderden kunnen uitbreiden, als men ze enkel selecteert op hun zelf gebouwde machines, die veelal op electrische krachten gebaseerd zouden zijn.


Aan de voorgeschiedenis van Harrison, Blavatsky en Keely refereert Rudolf Steiner in voordrachten in de jaren vóór de Eerste Wereldoorlog. Hij wijst dan op de mogelijkheid om in de nabije toekomst een nieuwe technologie met etherische krachten te ontwikkelen. Voor de zeer verre toekomst zinspeelt hij op een nog andere occulte techniek met astrale krachten. Deze astrale techniek zou echter zeer grote gevaren met zich meebrengen, als deze te vroeg aan de mensheid bekend zou worden.

Op zijn aanwijzingen doet de jonge chemicus Ehrenfried Pfeiffer (1899-1961) in 1921 enkele proeven. Dit is beschreven in het boek: ”Ein Leben für den Geist” van Thomas Meyer [1999]. Deze proeven gaven Rudolf Steiner echter aanleiding tot de vaststelling, dat de tijd nog niet rijp was; de uitkomsten van de inleidende experimenten wezen volgens Steiner namelijk naar de gevaarlijke astrale krachten van de verre toekomst in plaats van de gezochte, leven schenkende, etherische krachten. De aard van deze proeven heeft Ehrenfried Pfeiffer verder geheel geheim gehouden.

In het derde van zijn mysteriedramas, de “Wachter op de drempel” (“Der Hüter der Schwelle” [1912]), voerde Rudolf Steiner de figuur van doctor Strader op, die een levenskrachten sparend en sociaal heil brengend machine-principe ontdekte. Rudolf Steiner maakte zelfs schetsen, op grond waarvan zo nauwkeurig mogelijk enkele toneelattributen voor deze scénes gemaakt werden. Dit model van een toestel met ermee samenhangende randapparaten wordt sindsdien in antroposofische kring het ”Strader-apparaat” genoemd. Met het ideaal van deze Strader-machine en met de gelukt-mislukte experimenten van Pfeiffer sluit de antroposofische wereld naadloos aan op aanwijzingen uit andere esoterische stromingen. Namelijk, dat er nieuwe technieken mogelijk zijn: één etherische reeds voor de huidige tijd én één astrale voor een verre toekomst. Rudolf Steiner brengt, net als de occultist Harrison, de speciale aanwijzingen, dat de etherische techniek met verfijnde resonantie van trillingen zou werken en dat het in werking komen van de daaraan gehoorzamende machines afhankelijk zou zijn van de moraliteit en intenties van de mens die deze bedient. En deze laatste eis brengt direct een menselijke sociale samenhang met zich mee; een sociale omgeving die zich sterk zou moeten onderscheiden van de huidige, die op winstbejag en egoïsme gericht is zonder zich te bekommeren om hetgeen de medemens daarmee aangedaan wordt.

Hiermee is een etherische techniek voor het geestesoog van de mensheid gesteld die in zijn wezen moreel en sociaal is: slechts dan functioneert deze. Een beeld van een waarachtig menselijke samenleving waaraan de christelijk ingewijde Rudolf Steiner hierbij denkt, treedt naar voren in zijn ideeën en practische pogingen betreffende de sociale driegeleding. Mocht er aan een dergelijke mens- en mensheid-dienende samenleving niet gewerkt worden en niettemin naar de technische principes ervan gezocht worden, dan zou ofwel een (electro-magnetisch) schaduwbeeld ervan tot ontwikkeling komen ofwel een veel te vroege ontdekking van de gevaarlijke astrale krachten.


We zijn hiermee tot ongeveer 1925 aangekomen in de onthullingen in deze esoterische kringen van een komende techniek. Alle aanwijzingen en pogingen om tot formulering ervan te komen werden door de technisch en wetenschappelijk geschoolde toehoorders van destijds geïnterpreteerd in het begrippenkader van de klassieke natuurkunde, zoals deze tot 1925 ontwikkeld was. In dit begripskader komt nà de relativiteitstheorie van 1916 een tweede enorme ommezwaai; namelijk doordat in zeer korte tijd de atoomtheorie ontwikkeld wordt: de quantummechanica, die het gedrag van atomen en hun interactie met licht en straling berekenbaar maakt. Deze theoretisch natuurkundige doorbraak vond voornamelijk van 1927 tot 1929 plaats door de inspanning van een klein groepje Europese natuurkundige en wiskundige genieën. Na deze jaren kan men over straling, trillingen, energie, electronen en atomen niet meer op dezelfde wijze spreken als ervoor. Het vakjargon en de diepgang van de wiskunde veranderen dan ingrijpend. Alleen al de korte periode van de ontwikkelingen van deze revolutionaire ideeën wijst op het geïnspireerde karakter ervan.

Helaas moest de geestescultuur sinds 1925 Rudolf Steiner missen om over deze nieuwe quantum-ideeën esoterisch navraag te kunnen doen. Het ethische aspect van een toekomstige techniek is in de quantummechanica echter niet aan de orde. Dit blijkt behalve uit de inhoud van de theorie zelf bijvoorbeeld ook uit het verloop van de geschiedenis, wanneer in de jaren van de Tweede Wereldoorlog dezelfde groep natuurkundigen en hun directe leerlingen in Amerika de twee atoombom-varianten ontwikkelen: de kernbom op basis uranium-splitsing en die op basis waterstof-fusie. In het amerikaanse militaire Manhattan-project openen zij voor de mensheid de doos van Pandora van de nucleaire energie.


Uiterst opvallend is daarom naar hun uiterlijke tekens en toonzetting de verschijning van twee brochures in 1930 uit onbekende bron,. Beide brochures willen duidelijk naar een Rozenkruiser-achtergrond verwijzen. De eerste brochure heet: “Vril, die kosmische Urkraft” en is geschreven onder het pseudoniem “Johannes Täufer”. Alleen al de keuze van dit pseudoniem, Johannes (de) Doper, moet sterk de aandacht trekken van elke esoterisch geïnteresseerde. De brochure wordt uitgegeven in opdracht van de “Reichsarbeitsgemeinschaft ‘Das kommende Deutschland’ ” met een concreet adres in het vooroorlogse Berlijn. De uitgever is de destijds in esoterische kring bekende astrologische uitgeverij “Verlag Wilhelm Becker” in Berlijn-Steglitz. Omdat dit na de Tweede Wereldoorlog door deze klassieke Duitse woordkeuze expliciet benadrukt moet worden, blijkt uit verschillende uitspraken en zelf-karakterisering van deze Reichsarbeitsgemeinschaft, dat er geen enkele relatie met het dan opkomende nationaal socialisme geconstrueerd kan worden; men leze daartoe de brochure zelf.

In 1930 geeft dezelfde Reichsarbeitsgemeinschaft een tweede brochure uit met de titel: ”Weltdynamismus - Streifzüge durch technisches Neuland an Hand von Biologischen Symbolen”. Deze uitgave verschijnt bij de gerenommeerde Otto Wilhelm Barth Verlag in Berlijn. Naar de voorafgaande Vril-brochure wordt expliciet verwezen, evenals naar het filosofische werk van de industrieel Fritz Klein,”Logos und Brios”, dat bij dezelfde Berlijnse uitgeverij verschenen was. Wederom is het taalgebruik typerend voor een christelijke Rozenkruiser stroming en als het uiterlijke teken wordt er ondertekend met ”Frater Johannes”, klaarblijkelijk dezelfde “Johannes Täufer” die voor de eerste brochure tekende. Als “broeders van het Rozenkruis” hebben zich de leden van al dan niet verborgen Rozenkruiser-stromingen door de eeuwen heen altijd willen betitelen. Beide brochures hanteren onmiddellijk een esoterisch jargon. Er wordt in de ene wel aan dan actuele technische ontwikkelingen gerefereerd (zoals atoomfysica en rakettechniek), maar al in het begin wordt verklaard, dat men zich tot de technisch niet-geschoolde lezer richt en dat de “ruimtekracht” niet volgens de vakbegrippen in 30 pagina's kan worden uiteengezet. Het woord ”Raumkraft” en ook de beschrijving van de ruimtekracht-machine verwijst direct naar de uitvindingen van Karl Schappeller. Met "ruimtekracht" wordt een krachtwerking vanuit de kosmische ruimte bedoeld. Er wordt van een tegenstelling uitgegaan tussen schietende, exploderende, versplinterende (gangbare) techniek, die met afstervende krachten werkt, en een tot leven opbouwende, leven bevorderende, nog onbekende, toekomstige techniek, een weefsel van krachtenwerkingen dat ook de natuur zelf veel meer hanteert. Deze tegenstelling doet sterk denken aan een vergelijkbare polariteit die Viktor Schauberger voordurend poneerde: explosie-techniek, die leven afbreekt, tegenover implosie-techniek met de zuigkracht, die leven opbouwt. Ook Rudolf Steiner poneert een vergelijkbare tegenstelling tussen de welbekende machinale techniek, die met doodskrachten werkt, en de toekomstige, etherische techniek, die met natuurlijke levenskrachten werkt en deze spaart en stimuleert.


Beide brochures van Johannes Täufer zijn doortrokken van esoterisch jargon, zoals de zondeval, de oermens, Vril, en van christelijk esoterische termen; het betoog is daarnaast doorspekt met normale technische begrippen, zoals magneten, rotatie, holle bolvaten, enzovoorts, maar duidelijk in een ongewone samenhang. Voor wie zich voldoende in de esoterische wetenschap, speciaal het mechanische occultisme, en in natuurkunde en techniek verdiept heeft, lijken beide brochures een eerlijke poging om op een nieuwe kosmische krachtbron te wijzen. En er wordt zelfs geprobeerd deze in relatie te brengen tot het moderne atoombeeld van de quantumfysica en de radioactiviteit. Omdat het taalgebruik en de gedachtengang een groot inlevingsvermogen en welwillendheid vragen, zijn beide brochures niet eenvoudig toegankelijk. Vooral academische natuurkundigen en ingenieurs zullen het hun vertrouwde jargon missen; maar wellicht is deze versluiering, waardoor men vertrouwen en inlevingsvermogen moet opbrengen en zich grote moeite voor het begrijpen moet getroosten, met opzet aangebracht.


Voor zover mij bekend treedt na deze beide brochures vanaf 1930 een stilzwijgen in over het mechanische occultisme. De storm van het nationaal socialisme trekt verwoestend over Europa. In de periode van 1930 tot 1960 overlijden, soms voortijdig en onder verontrustende omstandigheden, de pioniers en uitvinders die boven genoemd werden. Pas vanaf 1995 verschijnen de eerste boekwerken die de Vril-kracht, het mechanische occultisme en de Amerikaanse variant van vrije energie-apparaten weer in positieve zin beschrijven. De vrije energiemachines worden echter vrijwel alle vanuit electro-magnetische principes opgebouwd en beschreven, althans qua gehanteerd jargon. Soms is voor één van deze recentere studies jaren van studie of van onderzoeksjournalistiek met grote gedrevenheid voorafgegaan.

De meest aanbevelenswaardige werken uit de laatste decennia zijn de volgende:


Over het leven en werk van de oer-uitvinder waarmee het allemaal begonnen is, is een gedetailleerde en internationaal gerespecteerde studie verschenen van Theo Paijmans, een nederlandse onderzoeksjournalist: "Free energy pioneer: John Worrelll Keely " (1998). Behalve Keely behandelt Paymans met een objectieve weergave ook alle gerelateerde en historische esoterische contacten. Daarbij stelt hij zich als een nuchtere buitenstaander op, die zich niettemin positief inleeft en die in zijn betoog voor de zorgvuldige lezers steeds nauwkeurig feit van aanname weet te onderscheiden. Alleen al als onderzoeksjournalistiek een prijzenswaardig werk, waarvan men er op velerlei terrein meer van mocht wensen in onze cliché-overdekte tijden. Paijmans bespreekt echter nauwelijks Tesla, die Keely in Philadelphia bezocht heeft in 1884.


Maar voor Tesla kan men putten uit de autobiografie van Tesla zelf :"My Inventions" (een reeks artikelen van zijn hand in de ‘Electrical experimenter magazine’ van 1919). Typisch is al, dat Tesla zijn autobiografie zo genoemd heeft en bijvoorbeeld niet "My life". Zijn techniek komt niet vaak inhoudelijk aan de orde, omdat Tesla erg veel patenten al ontfutseld waren. Zo is met juridisch bewijs destijds voor de rechtbank al aangetoond, dat Marconi helemaal niet de uitvinder van de radio is, maar ....... Tesla! De uiterst curieuze, duidelijk mediamieke persoonlijkheid van Tesla komt in zijn autobiografie duidelijk naar voren. Tesla beschrijft van zichzelf vele fenomenen van zijn eenzijdige, via het zenuwstelsel overgevoelige helderziendheid, langs welke weg hij technisch geïnspireerd werd. Tesla was echter niet in staat om te onderscheiden, wie of welke krachten hem op die momenten inspireerden.


Een tweede moeilijk te ontsluiten terrein, dat Paijmans in zijn werk over Keely nauwelijks beschrijft, is dat van Karl Schappeller en zijn Raumkraft. Dit vindt men echter in een ander historische overzichtswerk. Deze auteurs hebben zich merkbaar minder adequaat en volledig in esoterische stromingen ingeleefd in vergelijking tot Paijmans. Niettemin is dit overzichtswerk "Der Vril-Mythos" van Petra Bahn en Heener Gehring (1997) aanbevelenswaardig. Behalve de historie rond Karl Schappeller wordt hierin een prachtig beeld geschetst van degene die de term Vril het eerst liet vallen: Edward Bullwer-Lytton. En ook wordt hierin de persoon van Wilhelm Reich beschreven met zijn orgone-techniek. In het historische weefsel komen hier ook de twee genoemde brochures van de "Reichsarbeitsgemeinschaft" aan bod. Ondanks nauwgezette naspeuringen naar de achtergronden van dit mysterieuze werk en zijn werkgemeenschap, konden de auteurs hierover niets feitelijks achterhalen. Het essentiële archief uit de jaren 1920-1930 van de inmiddels overgenomen uitgeverij bleek weggegooid te zijn. De auteurs stellen er een theorie voor in de plaats, die echter niet feitelijk bewezen wordt en enkel als een makkelijke "kortste route" geconstrueerd is tussen enkele losse aanduidingen her en der.


De meest recente opleving die genoemd dient te worden is, die rond Viktor Schauberger. In de jaren 1957-1965 hield de Zweedse ingenieur en antroposoof Olof Alexandersson de herinnering aan het leven en werk van Viktor Schauberger levend. Hij legde deze vast in zijn zweedse boekje "Det Levande Vattnet” (Het levende water; 1976). Pas in 1982 verschijnt de Engelse vertaling “Living Water”. Olof Alexandersson had enkele jaren met Schauberger samengewerkt en kende zijn directe medewerkers en Schaubergers zoon, Walter, die zijn vaders werk zou proberen voort te zetten.

Nu heeft Viktor Schauberger zelf ook veel artikelen geschreven; hij was als hydrotechnisch ingenieur opgeleid. Zijn eigen, persoonlijke jargon is echter moeilijk toegankelijk, een steeds weer terugkerende karakteristiek in de vrije energie-wereld. Men kan zich er slechts mee troosten, dat uitvinders nu eenmaal geen leraren zijn. De Amerikaan Callum Coats heeft echter de moeite genomen decennia lang een studie van Viktor Schaubergers werk te maken. Hij deed dit in samenwerking met Viktor’s zoon, Walter Schauberger. Walter ontwaakte uit de academische-technische vooroordelen van zijn opleiding vlak voor het overlijden van zijn vader in 1958. Sindsdien onderzocht hij de intenties van zijn vader in het zogenaamde Keppler instituut, een kleine studiekring in Oostenrijk, en bouwde hij een archief op van het weinige dat er van zijn vader’s werk nog resteerde. In de jaren ’70 kwam de latere popularisator Callum Coats langs en deze heeft in een zestal boeken de verschillende aspecten van Viktor Schaubergers ideeënwereld over natuurbeheer en techniek algemeen toegankelijk gemaakt. Als eerste introductie en tevens overzicht is zijn boek "Living Energies" (1996) geschikt.


Voor de spaarzame en vooralsnog ontoereikende aanwijzingen over de Strader-machine wordt naar antroposofische bronnen verwezen, speciaal de "Beiträge zur Rudolf Steiner Gesamt Ausgabe: nr. 107” [1991], "Der Strader-Apparat"; en nr. 122, “Aufgabestellungen von Rudolf Steiner für wissenschaftliche Forschungen" [2000]. Vooral ook de laatste uitgave is interessant, omdat hierin voor het eerst de aanwijzingen van Rudolf Steiner gepubliceerd worden, die reeds in de jaren ’50 door Paul Eugène Schiller bewust bij alle direct betrokkenen verzameld waren. Het gaat om aanwijzingen die Rudolf Steiner aan verschillende antroposofische onderzoekers op het gebied van natuur en techniek persoonlijk gegeven had in de jaren ’20. Het zijn aanwijzingen vanuit geesteswetenschappelijk inzicht voor natuurwetenschappelijk en technisch onderzoek. Deze zogenaamde "Schiller map" ging als een vertrouwelijk document sinds de jaren ’50 van hand tot hand. Alleen diegenen kregen hem enkel ter inzage, die te Dornach daartoe als voldoende geëngageerd beschouwd werden. Deze "Beiträge nr. 122" bevat zeer kort gehouden en dus vaak ook zeer cryptische aanwijzingen op uiteenlopend natuurwetenschappelijk, technisch en farmacologisch terrein - onder andere over fijnere, etherische natuurkrachten en summiere aanduidingen over de technische ontsluiting daarvan.


Qua bronnen-publicaties blijkt dus, dat van wat er nog te vinden is, alles sinds 1995 aan het licht aan het komen is nà de drie decennia 1960-1990, die samenvielen met de koude oorlog en het ijzeren gordijn en die ook voor de vrije-energie zo duister waren.


Tot slot noemen we nog twee bronnen:

een boek uit de theosofische stroming van Rama Prãsad, dat op aanwijzing van Rudolf Steiner ook door Günther Wachsmuth bestudeerd is: "De ijle krachten der natuur" (1912). Ook dit blijkt weer moeilijk toegankelijk door het oosterse theosofische en esoterische yoga-jargon.


Een origineel werk van naspeuring, dat tevens ook boeiend geschreven is, is van Graham Hancock: "The sign and the seal" (1992), waarin deze schrijver zeer aannemelijk maakt, dat de onder Mozes gebouwde ark van het verbond vooral een soort machine voor de beheersing van occulte (natuur)krachten was. Alleen al de verzamelde citaten uit het oude testament tonen aan, dat er qua krachtwerkingen toch iets heel bijzonders met de ark aan de hand was. De ark zou dan op geheimen uit het oude Egypte gebaseerd zijn, welke Mozes en zijn ambachtslieden bekend waren. Dit steunt het vermoeden, dat een toekomstige ether-of zelfs astrale “Vril”-techniek een soort moderne herontdekking zal zijn van één van de goed behoede, geheime technieken uit de mysteriën van de oudheid. Via het oude Egypte en Mozes wordt de verbinding van Vril met het vergane Atlantis plausibel; een verband waarop Bullwer Lytton reeds met litteraire middelen zinspeelde in zijn roman. Dit zijn echter verbanden die eerst nog een grondig omdenken in het archeologische academisch denken vereisen, voordat ze als wetenschappelijk geaccepteerd zullen worden.


Alle bovengenoemde werken zijn dermate helder onderbouwd, dat voor de open pioniersgeesten van onze tijd het thema vrije energie en mechanisch occultisme niet meer van tafel geveegd kan worden. Wel is spijtig, dat men zich - zeker met de Amerikaanse benadering van vrije energie en van de uitvinder Tesla - meteen ook temidden van de ufo's en graancirkels bevindt. Maar deze hedendaagse vormen van de New Age zijn nu eenmaal een feit; en wie zich in dit gebied wil begeven, kan slechts opgeroepen worden om eerst zijn onderscheidingsvermogen en waarheidszin te scholen met behoud van openheid voor het nieuwe, voor het toekomstige en voor het esoterische. Als methodische hulp daartoe kan de studie van Rudolf Steiner's "filosofie van de vrijheid" (1894) zeer dienstig zijn evenals zijn methodische onderbouwing van de zogenaamde fenomenologische onderzoeksmethode.

Terug naar de inhoudsopgave


Johannes Wardenier als exemplarisch voorbeeld


We zullen ook de Nederlandse vrije-energie uitvinder Johannes Wardenier 1912-1960 eren door de gebeurtenissen rond zijn vermeende uitvinding kort samen te vatten. Alle beschikbare feitenmateriaal is samengebracht in het boek "het mysterie Wardenier" van Han Wielick en Henk Ymer (1985). In 2002 werd aan zijn geval een radiodocumentaire gewijd. De voorvallen rond Wardenier vertonen alle aspecten, zoals ze optreden in de levens van vele uitvinders: de onmiddellijke weerklank in de wereld van de grootbankiers, van de groot-industriëlen en van de politici; het medische of publicitaire voor gek verklaard worden; de weerstand die bestaande maatschappelijke structuren en de houding van bestuurders op sleutelposities leveren; het verdwijnen van materiaal, manuscripten en proefopstelling onder ongebruikelijke omstandigheden; het ontbreken van een duidelijke uitleg over de werking of opbouw van de machine (vaak opzettelijk om de investeringen, het patent of de primeur als uitvinder veilig te stellen); onbeantwoorde vragen rond het onverwacht snel overlijden van de uitvinder.


Het grote verschil met andere vrije energie uitvinders is dat die altijd wel tot verbluffende demonstraties of werkelijke proefopstellingen kwamen, waarbij vaak academici of notarissen schriftelijke getuigenverklaringen aflegden. Dergelijke verklaringen ontbreken helaas van Wardeniers demonstraties en dit maakt zijn persoon kwetsbaar voor de verdenking dat hij een charlatan was en intuïtief de wensvoorstellingen en hoop van zijn tijdgenoten manipuleerde. Uiteraard is dit een verwijt, dat aan alle verwante uitvinders bij hun naar buiten treden wordt voorgeworpen. Op hoge leeftijd terugblikkend zeiden de destijds bij Wardenier betrokken, lokale politici in interviews, dat ze naïef geweest waren.


Nadat plaatselijke gebeurtenissen jarenlang waren voorafgegaan, is in 1934 de 22-jarige Jo Wardenier uit Weststellingerwerf wekenlang landelijk voorpaginanieuws. Als self-made machinebouwer had hij al op jonge leeftijd een inpakmachine gebouwd voor de plaatselijke kaasfabriek. Maar in de zes jaar vóór 1934 werkte hij aan een brandstofloze motor. De Nederlandse bevolking had in deze crisisjaren onmiddellijk de oren gespitst. De belangeloze steun die ontstond was indrukwekkend. Er werd een schetsontwerp gemaakt voor een enorme fabriek, die aan 13.000 mensen werk zou gaan bieden. De gemeenteraad van Wolfenga had alvast 60 hectare land als bouwgrond daarvoor gereserveerd. Burgemeester Maas en wethouder Muurling stonden geheel achter de industriële plannen. Ingenieurs van de Nederlandse overheid en van de Engelse Ford-fabrieken hadden een demonstratie van de werkende motor bijgewoond. Grootindustrieel Frits Philips zelf legde contact met hem. Zelfs de olieprijzen gingen dalen; en te Weststellingerwerf ging de prijs van grond stijgen! Een Europa-wijd promotie-project met een rondrijdende demonstratiebus was reeds uitgedacht.

Daags vóór de grootse demonstratie, die op 8 november 1938 gepland was, werd Jo Wardenier op het gemeentehuis geroepen. Ter plekke werd hij door burgemeester Maas krankzinnig verklaard. En onmiddellijk werd hij in een auto van Philips en met mensen van Philips (naar zijn eigen zeggen in 1956) naar de Groningse psychiatrische inrichting afgevoerd. De behandelende professor aldaar stelden echter na vier dagen observatie in een isoleercel vast, dat Jo Wardenier geheel normaal was; hij zond hem daarom na acht dagen naar huis. Volgens latere uitspraken van medepatiënten zaten er aan zijn bed voortdurend personen die verhinderden, dat er over zijn motor gesproken kon worden. Bij zijn thuiskomst bleek, dat zijn motor door onbekenden uit zijn ouderlijk huis was opgehaald en deze is nooit teruggevonden.


Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Johannes Wardenier in 1943 als verzetsman opgepakt door de Duitsers vanwege het bezit van een groot aantal distributiekaarten, valse papieren en illegaal drukwerk. In de kampen Buchenwald en Wesseling werd hij verschrikkelijk gemarteld, totdat hij door persoonlijk ingrijpen van Frits Philips gered werd. Na de Tweede Wereldoorlog deed Philips een riante aanbod aan Johannes Wardenier om zijn machine verder te ontwikkelen. Hij weigerde echter. Hij wenste er niets meer mee van doen te hebben en zou alle gegevens weggegooid hebben. Velen in zijn omgeving merkten op, dat hij zonder te werken altijd een luxueus leven heeft kunnen leiden met ruim voldoende financiële middelen. Na een ziekenhuisopnamen overleed Johannes Wardenier op 17 juli 1960 op de relatief jonge leeftijd van 47 jaar. Over de plek waar hij begraven ligt, spreekt men elkaar tegen en de archieven op de verschillende genoemde plaatsen vermeldt niet eens zijn graf. Op zijn sterfbed zou hij onthuld hebben aan Bouke Brink, die hem in zijn laatste levensdagen verzorgde, dat sinds 1934 zijn tekeningen in bezit van Philips zijn en dat hij vanaf 1934 met voldoende geld door Philips onderhouden was om te kunnen leven.

Terug naar de inhoudsopgave


Keely en het mechanisch occultisme versus Tesla.


Vanuit de Angelsaksische wereld is het mechanisch occultisme met Keely aan het eind van de 19e eeuw ten tonele verschenen; en vanuit Engeland is door Bullwer-Lytton, Harrison en Blavatsky voor het eerst op het bestaan ervan gewezen. Keely staat als eersteling en eenling in Amerika representant voor het mechanisch occultisme, waarop de esoterici, zoals Rudolf Steiner, in het bijzonder gewezen hebben.


Tesla heeft in Amerika zijn grote electrotechnische uitvindingen gedaan. En Tesla wordt als ongeëvenaard genie ten voorbeeld genomen in een brede stroom van Amerikaanse vrije-energie-uitvinders. Deze hele vrije-energie-stroming oriënteert zich vanwege Tesla's vakjargon en vanwege de toegankelijkheid van de electrotechniek echter op het elektromagnetisme, speciaal de hoogfrequente hoogspanningstechniek, en niet op occulte aanwijzingen van het bestaan van een mechanisch occultisme. De ideeënbron van Tesla zelf lag echter niet in de begrippen van de elektrotechniek als zodanig; en de vraag is, of al Teslas machinerieën, zo deze ooit gereconstrueerd en doorgrond zouden worden, in alle opzichten met het gangbare elektromagnetisme te verklaren zouden zijn. Zo sprak hij zelf van een longitudinale elektromagnetische golf, die hij in zijn techniek zou manipuleren; bijvoorbeeld geluidsgolven hebben een dergelijk karakter. Dat is echter een gospe voor de academie-ingenieur, aan wie sinds de 19e eeuw wordt onderwezen, dat er uitsluitend transversale elektromagnetische golven bestaan; een aanschouwelijk voorbeeld van transversale golven zijn zeegolven. Zo zouden er meer onorthodoxe ideeën in de theorieën of intuitieve begrippen van Tesla kunnen schuilen. Met dergelijke uitgangspunten zouden niettemin verrassende electromagnetische verschijnselen opgeroepen kunnen worden. Vanwege de vele varianten van elektrische apparaten in de Amerikaanse vrije-energie-wereld, zullen we deze niet nader in detail beschouwen. Via het Internet kan men veel informatie vinden, waar men zich gemakkelijk in kan verliezen. Een scala aan alternatieve theorieën, veelal zonder de minste onderbouwing met waarneembare verschijnselen of experimenten, kan er gevonden worden.


Nimmer is in deze zoektocht naar vrije energie met electromagnetisch karakter echter sprake van een directe menselijke beïnvloeding van de motoren. Maar volgens het occultisme is dàt nu juist het kenmerkende voor de komende techniek. Ook geeft Rudolf Steiner aan, dat de mensheid in het niet direct met de zintuigen waarneembare domein van het elektrische, magnetische en van de radioactiviteit van doen heeft met krachten die dieper ónder de natuur liggen, in de zogenaamde “ondernatuur”, in vergelijking met de krachten van de levende natuur die normaal zintuigelijk aan ons verschijnt. Volgens Rudolf Steiner moet voor een toekomstige techniek juist gezocht worden naar krachten die bóven de zintuiglijke natuur liggen, die waarneembaar zijn voor hogere, nog te ontwikkelen zintuigen; het gaat om krachten die spiritueel van aard zijn, zoals etherische krachten. Dergelijke krachten passen in de levende natuur, ze kunnen natuurvriendelijke en mensvriendelijk gehanteerd worden. Elektromagnetisme en radioactiviteit zijn echter allerminst leven opbouwend; dit zijn soms subtiel, soms overduidelijk levensvijandige krachtvormen.


In zijn autobiografie, “My Inventions”, vertelt Tesla, hoe hij zijn ideeën kreeg. Van jongsaf aan vertoonden zich aan hem plaatjes, eerst nog in kinderlijke vorm, als afbeeldingen bij hetgeen waarover de mensen om hem heen spraken. Hij had last van deze beelden, omdat ze bleven hangen. Dit overwon hij actief door een zelf voortgebrachte, beeldende fantasiewereld, waarin hij door denkbeeldige landen en steden trok en allerlei gefantaseerde ontmoetingen had. In zijn studietijd ontwikkelde hij dit talent verder door zich alle tekeningen en machines in detail voor te stellen tot en met hun functioneren in al hun beweeglijkheid. Aldus hoefde hij als ingenieur nooit bouwtekeningen te maken, maar stelde zich zijn prototypes voor ogen, in volledige werking en zelfs met hun slijtage-verschijnselen!

Later in zijn New Yorkse tijd maakte Tesla een wandeling met een vriend en nadat hij een passage uit de Faust van Goethe geciteerd had, stond plotseling, naar zijn zeggen "tastbaar", het beeld van een bepaalde elektromotor compleet voor zijn ogen; een motorvariant, waarnaar hij sinds zijn studietijd gezocht had. Langs een dergelijke mediamieke weg kreeg dit vergeten genie zijn ideeën. Langs die weg heeft hij de complete wisselstroomtechniek, de radio en de radiografische besturing ontwikkeld en heeft hij zelfs de coderingsbasis voor de informatietechnologie gelegd. Veel ontwerpen en patenten van Tesla zijn tot op heden onbenut of onbegrepen. Een vergelijkbare mediamieke inspiratie, hoewel niet dermate extreem, dat deze zich als tastbare indrukken presenteerde, deed zich voor hij de vorderingen in de relativiteitstheorie en de quantummechanica bij natuurkundigen als Einstein, Heisenberg en Pauli.


Een belangrijke hedendaagse exponent van de Tesla-georiënteerde, Amerikaanse stroming is Tom Bearden. Hij heeft als beroepsmilitair tot zijn pensionering vele gebieden van wetenschap en techniek en vele verwaarloosde patenten onderzocht op ideeën die nuttig zouden kunnen zijn voor het Amerikaanse leger. Na zijn pensionering is hij op eigen gezag gaan publiceren over allerhande vergeten en onderdrukte uitvindingen, die niettemin aantoonbaar gefunctioneerd hebben. Onder de vele beschouwingen die hij over uitzonderlijke technieken op het Internet publiceert, bevindt zich een lange historische lijst met naam en toenaam van vergeten apparaten. Het is een fascinerende lijst die niet alleen aan het mechanisch occultism raakt. Voor wat betreft de vrije energie is Tom Bearden momenteel niet alleen belangrijk als peetvader van de vrije energie-ontwikkelingen in Amerika; hij is ook uitvinder van een eigen electromagnetisch vrije energie apparaat, het zogenaamde “MEG Scalar energy device”. Maar vooral is Tom Bearden van belang als de ontwikkelaar van ideeën, hoe in het elektrische met hoge frequenties vrije energie mogelijk is. Hij biedt daarvoor als enige een zienswijze die aansluit op de academische natuurwetenschap en de wiskundige theorieën. Door de kennis die hij tijdens zijn militaire carrière opgebouwd heeft, weet hij voor nog een aantal andere vraagstukken in de fysica gezichtspunten aan te dragen die een nadere bestudering waard lijken te zijn.

Een opmerkelijke Canadese uitvinder, waarop in deze Amerikaanse stroming gewezen moet worden is John Hutchison. Onder andere brengt hij in zijn als laboratorium ingerichte flat merkwaardige versmeltingen van allerlei materialen teweeg, zoals hout met metaal. Dit doet hij bij normale temperatuur door hoogfrequente hoogspanningen en Tesla-verwante technieken toe te passen.


Het unieke, historische oriëntatiepunt in Amerika blijft de ware pionier van het mechanisch occultisme: John Worrell Keely. Zijn merkwaardige richting van ontwikkeling kan geïllustreerd worden met een van hemzelf afkomstige anecdote uit zijn jeugd. Hij zou van jongs af aan gefascineerd zijn geweest door de resonatietrillingen die geluiden in voorwerpen en beglazing teweeg brengen. Dit bracht hem in zijn jeugd tot een stemvork-experiment, waarbij hij een aantal gelijke stemvorken rond eenzelfde centrale stemvork opstelde. Hij sloeg de centrale stemvork aan en verwachte volgens de schoolnatuurkunde een zwakke weerklank door de resonatie van alle stemvorken die er omheen stonden: de geluidsenergie zou zich immers verspreiden en verdunnen. Hij merkte echter, dat het geluid sterker werd ! Dit bracht hem op de gedachte, dat er op geluid en met resonatie een motor moest kunnen lopen. Hij bouwde een proefmodel. Dit eerste apparaat functioneerde zo goed, dat het explodeerde en dat Keely met verwondingen in het ziekenhuis terecht kwam. In het ziekenhuisbed was hij, naar eigen zeggen, echter dolgelukkig, want zijn idee van een geluidsmotor of een muzikale motor middels resonantie bleek te werken.


Vanaf 1871 ontwikkelde hij in drie perioden in totaal een honderdtal machines, steeds geheimzinnige aparaten, overigens niet alleen motoren. In de eerste periode waren de motoren grote machines. Deze prototypes werden gefinancierd door een aantal grootindustriëlen vanuit de Keely Motor Company die door hun bestuurd werd. Deze maatschappij gaf door heel Amerika aandelen uit, waarvan de duizenden investeerders hoopten, dat ze eens een fortuin zouden opleveren. Want de verwachting was, dat de Keely Motor spoedig algemeen verkocht zou gaan worden en de diesel- en electromotoren zou verdringen. Hier is sprake van het standaard Amerikaanse model voor nieuwe initiatieven. Toen een definitieve motor niet voldoende snel kwam, deed de Keely Motor Company zijn eigen uitvinder een proces aan, liet hem in de gevangenis gooien en bracht hem aan de grens van bankroet. Deze treurige situatie kwam via een klein krantenartikeltje mevrouw Bloomsfield-Moore onder de aandacht. Zij schoot uit medelijden de haar onbekende Keely te hulp vanuit het kapitaal dat zij van haar overleden echtgenoot, een papiermagnaat, geërfd had.


Hiermee brak een tweede periode aan in het uitvinderschap van Keely. Hij ontwikkelde nu de eigenlijke en kleinere machines die direct op zijn persoonlijke inwerking liepen. Hierbij maakte hij gebruik van muzikale klanken. En muziekinstrumenten waren ook als onderdelen in bepaalde apparaten opgenomen. Door een viool aan te strijken of met de klank van een fluit bracht Keely, als enige, zijn apparaten in beweging. En assistent lukte dit slechts, wanneer Keely zijn hand op zijn schouder legde. Dit was de generatie van Keely motoren waarop direct door hemzelf ingewerkt werd en deze kunnen gezien worden als de eigenlijke voorbeelden van het mechanisch occultisme.


In de derde generatie van apparaten probeerde Keely deze binding aan zijn persoon los te maken. Tegelijk verkleinde hij zijn motoren nog verder tot de omvang van een tafelmodel. Deze bediende hij dan via een apparaatje dat op een horloge leek, dat hij in zijn hand hield en dat via een draad van een bijzondere legering met de eigenlijke motor verbonden was. Deze verdere ontwikkeling typeerde Blavatsky echter nog tijdens Keely's werkzaamheid als een terugval vergeleken met zijn tweede-generatie machines en vergeleken met het eigenlijke doel van de toekomstige techniek. Ze waarschuwde, evenals Rudolf Steiner, tegen het misbruik dat uit zou gaan van een algemeen toegankelijke en niet door individuele moraliteit gestuurde toekomsttechniek: enorme vernietigingskracht en de sociaal-economische onderdrukking van armen.


De aanwijzingen van Harisson en Rudolf Steiner, dat de techniek op resonanties gebaseerd zal zijn, komt overeen met de muzikale elementen die Keely in zijn motoren verwerkte. Daarbij houd ik de mogelijkheid open, dat niet de klanken direct op de motor inwerkten, maar dat er een soort samenspel van krachten in een driehoek plaatsvond: tussen de muziekklanken, Keely's constitutie en de gevoelige resonantie-motor die als reactie op de twee ging lopen.

Na Keely's dood verdwenen de machines vrijwel onmiddellijk uit zijn woning en werkplaats. Ze zijn nooit teruggevonden; evenmin als zijn handgeschreven notities en uitleg, welke volgens ooggetuigen meer dan 2000 pagina's beslaan zouden hebben. Wat Keely aan de openbaarheid prijsgaf tijdens zijn leven, is gevat in cryptische bewoordingen die sterk met muzikale termen doorweven zijn. Vele details, voor zover die nog na te speuren waren, zijn in het boek van Theo Paijmans te vinden. In verschillende boeken zijn inmiddels foto’s van verschillende van Keely’s apparaten te vinden. Vaak zijn het echter deels gedemonteerde modellen of oude restanten van de eigenlijke apparaten.

De amerikaan Dale Pond publiceert oorspronkelijk Keely materiaal en zijn interpetaties ervan bijvoorbeeld in zijn boeken “Universal Laws never before revealed: Keely’s Secrets” [1995] en “The Physics of Love” [1996] en twee delen “Sympathetic Vibratory Physics” [1994] en via zijn website http://www.svpvril.com/. Als loze modellen bouwde hij één een onderdeel van Keely’s apparaten, de “Musical Dynasphere”, in verschillende varianten na. De mysterieuze Keely principes vat hij samen onder de term die hij aan Rudolf Steiner ontleent: “Sympathetic Vibratory Physics”; dit kan men het beste vertalen als: de “natuurkunde van resonerende trillingen”. 

Terug naar de inhoudsopgave


Karl Schappeller en zijn kosmische oerkracht.


Na het begin in de Angelsaksische wereld heeft de vrije energie ook in Europa zijn uitvinders voortgebracht. In Amerika treffen we een jargon aan, dat vaak aan het elektromagnetisme en aan de atoomtheorie ontleend wordt. De esoteriek wijst er echter op, dat die krachtenwereld de mens-vreemde en mens-vijandige ondernatuur is. Het is juist dit krachtencomplex waarop veel van de heden te dage gebruikte en wijdverspreide techniek gebaseerd is.

In Europa geven de uitvinders meer uitleg over hun ideeën en apparaten, zij het vaak in een heel persoonlijke jargon. Wanneer men de concentratie op hun uiteenzettingen vol weet te houden, blijkt er vaak een gelijkenis of verwantschap te bestaan tussen hun ideeën op hun intuïtieve zoektocht en de aanwijzingen vanuit de esoteriek. Vooralsnog doen zich daarbij geen Europese uitvinders voor met het unieke verschijnsel, dat de mens zélf de machine in beweging brengt, zoals bij de Amerikaan John Worrell Keely. Keely blijft tot op heden de enige bekende pionier, van wie dit nieuwe, toekomstige oerfenomeen van resonantie tussen een mechanisme en de menselijke constitutie beschreven zou zijn.

Het enige gebied waarin vergelijkbare fenomenen optreden, is het niet-technisch en niet-mechanisch gerichte onderzoeksgebied van de telekinese in de parapsychologie. En er is inderdaad één Amerikaans boekje dat ertoe aanspoort met kleine huis-tuin-en-keuken experimenten de eigen telekinetische vermogens, waarover iedereen in meer of mindere zou beschikken, te testen en te ontwikkelen: “Amazing and wonderful Mind Machines you can build” [1994] van G. Harry Stine. Stine beroept zich op een decennia lange ervaring met dit onderwerp en maakt naar eigen zeggen langzame vorderingen op het pad van de telekinese.


De Europese pioniers van vrije energie zoeken ook duidelijk een spirituele krachtenwereld, die vergeleken met de direct waarneembare natuur en met de ondernatuur door Rudolf Steiner als “bovennatuur” aangeduid wordt. Zij zoeken tevens een gezondmaking van de natuur, van de werkende mens, zowel van de individuele, menselijke constitutie als van de sociale samenhang. Vergeleken daarmee komen de mondiale idealen van iemand als Tesla over als enkel verbale slogans, zoals wel vaker de uitdrukking van de Amerikaanse geest overkomt op Europeanen. Qua sociale omgeving hadden Tesla en Keely hun uitvinderswerk in Amerika ook ingebed in gangbare kapitalistische bedrijfsstructuren, waarbij de machtige captains of industrie van hun tijd de miljoenen investeerden met hoop op groot rendedement. En Tesla heeft veel experimenteel werk verricht in geheime projecten voor het militair establishment; de militairen hebben zijn laboratorium en zijn mysterieuze toren te Wardcliff in de Eerste Wereldoorlog ontruimd en met de grond gelijk gemaakt uit vrees voor spionage.


De eerste Europese pionier die behandeld wordt, is Karl Schappeller. Hij maakte furore in Oostenrijk met een machine die energie en zelfs materie voort zou brengen door het beheersen van een hogere en overkoepelde kracht in de natuur vergeleken met de gangbare krachten die de wetenschap kent. Omdat deze kracht uit de ruimte afkomstig was, of door een soort vereffening tussen de aarde-kracht en de kosmische omgeving tot werking gebracht werd, sprak Schappeller van ”Raumkraft”, “ruimtekracht” in de zin van “kosmische kracht”. Schappellers ideeënwereld is door een jarenlang nauw betrokken medewerker, de mechanische ingenieur Cyril W. Davson, in een eigen poging om deze onder woorden te brengen beschreven in “The Physics of the primary State of Matter” (1950). Dit moeilijk verkrijgbare boek werd deels nog tijdens Schappellers laatste levensjaren geschreven. Het betreft 350 bladzijden in een persoonlijk technisch jargon van Davson waarin drie zeer globale, schematische bouwtekeningen van de kern van de ruimtekracht-machine opgenomen zijn. Bovendien wordt de samenstelling van een essentieel materiaal volledig verzwegen, evenals waarschijnlijk nog enkele onderdelen die eveneens voor het functioneren vereist zijn. Davson verklaart ook, dat hij slechts de basisideeën van de “Primary Physics”, de oernatuurkunde van een hoger plan, wil overdragen en dat hij de gedetailleerde onthulling van de techniek aan de uitvinder, Schappeller zélf, wil overlaten. Davson is in zijn boek duidelijk niet in staat om Schappellers ideeën helemaal te doorgronden, omdat er wel op gewezen wordt, dat deze oerkrachtwerkingen met het bewustzijn van de mens en met dat van goddelijke, scheppende wezens zou samenhangen, maar er op dat bewustzijnsaspect verder in het geheel niet ingegaan wordt. In Davsons formuleringen wordt de kosmische kracht toch steeds weergegeven als iets dat los staat van de mens en zijn bewustzijn. Ook in het boek “Der Vril-Mythos” [1997] van Peter Bahn en Reiner Gehring, dat een goed historisch overzicht rond Karl Schappeller geeft, wordt zijn Raumkraft te beperkt geïnterpreteerd door de schrijvers.


De kerngedachte van Schappeller wordt met het nodige voorbehoud als volgt weergegeven: de buitenaardse ruimte, de oorsprong van de Ruimtekracht, is niet een passief vacuüm van lege ruimte, zoals het in de ruimtevaart voorgesteld wordt. Het is om te beginnen van electromagnetische straling en kosmische straling doortrokken, zoals de wetenschap erkent; maar bovendien is dit vacuüm is ook nog drager van een eigen krachtenwerking. Die specifieke krachtwerking die in het vacuum heerst en naar het middelpunt toe gericht is (“centripetaal”), is de eigenlijke kracht die bemerkbaar is aan de beroemde Maagdenburger halve bollen: nadat deze bolvorm vacuüm gepompt zijn, zijn er centraal aanzuigende krachten werkzaam. De zuigende vacuümkracht binnenin is de reden, dat men de bollen niet uit elkaar kan trekken en niet, zoals de academische natuurkunde denkt, de luchtdruk die vanuit de omgeving de bollen samenduwt. Althans zo werkt deze Ruimtekracht in een materiële omgeving, zoals op aarde. In twee brochures met Rozenkruiser kenmerken uit 1930 (“Vril“ en “Weltdynamismus“) en in Davsons boek wordt erop gewezen, dat er achter de krachten in materie en vacuüm nog een andere, alles verbindende kracht schuilt, die zich niet direct manifesteert, maar die wel alle bekende en nog onbekende natuurkrachten uit zichzelf voortbrengt.

De machine van Schapeller nu is een soort binnenste-buiten gekeerd schaalmodel van de aarde zelf; het is een metalen bol, met twee staafmagneten die naar binnen steken in de vacuüm gemaakte binnenruimte. In de holle binnenruimte tegen de buitenwand zijn nog spoelen van een onbekende materiaal gewikkeld en door deze spoelen contact te laten maken met de echte aarde zou energie gewonnen kunnen worden. In dat circuit spelen nog twee extra onderdelen een essentiële rol: de “batterij” en de “rotor”. Het principe-diagram dat van Schapellers machine bewaard is gebleven, geeft het bovenstaande schematisch weer (bijvoorbeeld in “Der Vril-Mythos” op pag. 118).


In het verhaal rond Karl Schappeller, dat nu bondig weergegeven wordt, zijn de voorvallen van rabiate tegenwerking weggelaten, waarvan bij Johannes Wardenier en Keely al een aantal voorbeelden gegeven zijn. Het boek “Der Vril-Mythos” geeft alle details van dit levensverhaal, voor zover deze door de auteurs getraceerd konden worden.

Over Schappeller's jeugd is weinig bekend. Hij is als buitenechtelijk kind in een kindertehuis voor armen opgegroeid en heeft zich daarna tot postmeester opgewerkt. Hij is vroeg gepensioneerd op 44-jarige leeftijd in 1919. In 1924 doet hij van zich spreken, doordat hij pogingen in Wenen doet om belangstelling voor zijn motor te wekken en investeringsgelden te werven. Zijn medestanders en bewonderaars, deels ook uit academische kring, beschouwen hem als een universele deskundige; zijn tegenstanders ervaren hem als een gemakkelijke kletser. In elk geval vormt zich in 1925 een kring van geïnteresseerden: een grootindustrieel, enkele fabrieksdirecteuren, enkele ingenieurs en ambachtslieden en zelfs twee kerkelijke prelaten. Het netwerk van relaties van deze kring strekt zich nog verder uit in kerkelijke en politieke kringen in Oostenrijk. Met het geld dat deze kring opbrengt, wordt het slot Aurolzmünster gekocht in het stadje waar Karl Schapeller zijn jeugd als arm kind had doorgebracht. De perspectieven die hij met zijn tussen kosmos en aarde afgetapte elektriciteit wist te schetsen in de crisiseconomie na de Eerste Wereldoorlog, wekten bij velen belangstelling. Ook over een Oostenrijks sociaal alternatief tegenover het opkomende Italiaanse fascisme werd in zijn voordrachten door Schappeller gesproken. Van 1925 tot 1930 werd er door het kleine gezin Schappeller op ruime voet geleefd in het slot. Het slot werd gerenoveerd, hetgeen bijdroeg aan de welvaart in het dorp. Daaraan droeg ook de niet aflatende stroom van bezoekers bij, die Karl Schappeller wel eens wilden horen spreken of leren kennen.

De opdrachten voor de bijzondere machineonderdelen werden verspreid over werkplaatsen in verschillende landen geplaatst. En vier zware, betonnen pijlers voor de montage van de machine werden alvast in de ridderzaal van het slot gegoten. Toch vorderde er niets echt tot 1930. De belangstelling begon te tanen en de geldstroom droogde op; er vond een eerste beslaglegging plaats om de schulden te voldoen. In 1930 kwamen dan te Berlijn de twee brochures uit. Hierin klinkt een esoterische Rozenkruiser achtergrond mee, die in Oostenrijk zelf bij Schappeller en zijn ingenieurs niet zo te horen is. Het genoemde boek van Davson, dat weinig esoterisch genoemd kan worden, getuigt daar ook van. Juist de ingenieurs om hem heen goten Schappellers ideeën in een meer academische wijze van denken en formuleren: Schappeller zelf was de redenaar die sprak voor het geïnteresseerde publiek. Schappeller wist weer aan geld te komen en met een herstelde gezondheid ging het leven verder tot de tweede beslaglegging in 1932. Toch toonde ook de Engelse marine belangstelling en een contract werd getekend voor de bouw van een Schappeller-motor om er een Engels marineschip mee voort te sturen. Deze motor zou echter nooit geleverd worden.

Daarnaast had een bewonderaarster uit de kring rond de afgezette keizer Wilhelm, die na zijn troonsafstand verder in Nederland te Doorn leefde, Schappeller onder de aandacht van de ex-keizer gebracht. En waarschijnlijk gemengd met de hoop op een restauratie van het Duitse keizerschap vonden enkele keizerlijke miljoenen hun weg naar Schappeller: mocht de ex-keizer namelijk met een sociaal heilzame energiebron in verband gebracht worden op het moment dat deze aan zijn economische opmars in Duitsland en Engeland begon, dan zou de ex-keizer in het kielzog daarvan op zijn restauratie kunnen hopen….. Vanuit Doorn is ook geprobeerd allerhande steunkringen in Duitsland voor een keizerlijke terugkeer op te zetten. Met de sterke opkomst van het nazidom vanaf 1933 ontwikkelden zich alle sociale bewegingen echter moeizamer.

En in 1935 ging Schappeller failliet. In die tijd heeft gedurende ongeveer vier jaar de Engelse ingenieur Davson intensieve uiteenzettingen met Schappeller over wetenschap en filosofie. Davson richtte met medestanders ook in Engeland een syndicaat op voor de verdere financiering van Chapellers werk. In 1938 vond de aansluiting van Oostenrijk bij Nazi-Duitsland plaats en het slot Aurolzmünster werd als kleuterschool en vluchtelingenoord gebruikt. Over Schappellers doen en laten in die jaren is niets bekend, behalve dat hij en zijn gezin op het slot bleven wonen. Zijn vrouw overleed in 1941 en bij de bevrijding werd Schappeller enkele dagen door de Amerikanen tot burgemeester van Aurolzmünster gemaakt. 13 juli 1947 overleed Karl Schappeller zonder dat de wereld ooit zijn vrije elektriciteits-generator heeft zien werken.


Uniek is echter in het geval van Karl Schappeller, dat er verschillende beschouwingen van verschillende vakmensen zijn, die pogen zijn ideeën en het principe van zijn vrije energie machine aan de wereld uit te leggen. Zelfs al zeiden zij er zelf niet in te geloven! Natuurlijk wierp hun academische achtergrond een te grote drempel daarvoor op.

Omdat zelfs het prototype nooit gebouwd is en omdat Karl Schappeller zich merkwaardige afdwalingen permitteerde (zo liet hij met hoge kosten onder het kasteel graven naar een vermeende goudschat van de Hunnenkoning Attila – overigens om het investeringskapitaal voor zijn machine te vergroten), zien tegenstanders hem natuurlijk als een handige prater en charlatan. Hij zou nooit zijn belofte waargemaakt hebben en enkel verschillende maatschappelijke kringen via hun dromen en ambities bespeeld hebben. Niettemin is de duidelijke voorhand literatuur over de Schappeller-techniek nog nooit met vasthoudendheid door een natuurkundige of ingenieur weer geanalyseerd, die overigens tevens een esoterische achtergrond moet hebben. Niemand kan zeggen, wat zo’n welwillende studie dan toch nog op zou kunnen leveren aan gezichtspunten of aan voorstellen die de weg wijzen naar nieuwe proefnemingen.

Terug naar de inhoudsopgave


Wilhelm Reich en zijn Orgone energie


Wilhelm Reich verbrak al snel het contact met zijn leermeester Freud. Daarna bestudeerde hij als psycholoog vele verschillende vakgebieden vanuit originele vraagstellingen en waarbij hij deze gebieden in hun samenhang probeerde te zien. Dit kenmerkte zijn werkzaamheid in de jaren ' 30.


Reich kwam, abstract en zeer beknopt weergegeven, tot het volgende beeld: de mens pendelt in zijn functioneren tussen ontlading en ontspanning enerzijds en spanning en oplading anderzijds. Lichaam en ziel zijn volgens Reich nauw verbonden: ook het innerlijk leven van de mens beweegt zich steeds door deze vier stadia heen. De ene pool beleeft de mens innerlijk als lust en genot en de andere pool als angst. Door misstanden in ieders opvoeding en in onze onnatuurlijke samenleving, die onvermijdelijk zijn, verstarren en blokkeren de gezonde levensstromen; ze leiden lichamelijk tot verkrampingen en psychisch tot neurosen. De gestuwde energie, die eigenlijk vrij zijn vier stadia had moeten doorlopen, gaat nu het neurotische in de ziel voeden. Therapieën dienen dus lichamelijk op de verkrampingen in te werken en psychologisch op de neurosen; en als algemene hygiëne kan men de natuurlijke kringlopen van spanning, lading, ontlading en ontspanning bevorderen. De energiesoorten die zo in de mens pulseren, noemt Reich: "Orgone". In hun gezondheid bevorderende vorm: "Or"; en wanneer ze de gezondheid door verstarring benadelen: "DOR". DOR werkt zelfs dodelijk. Onder de juiste omstandigheden zouden bepaalde levensenergieën als blauw waargenomen en gefotografeerd kunnen worden. De Reichianen wijzen op een foto van een Apollo-astronaut die tijdens een maanwandeling omgeven wordt door een blauw schijnsel: zijn orgone toont zich in het hoge vacuüm op de maan! Deze orgone van elke mens staat in verbinding met de orgone-stromen in de kosmos. Deze totaliteit van levenskrachten zag Reich op hogere leeftijd als de eigenlijke basis van het religieuze. Het weer, maar ook veel uitstoot en straling van industrie en techniek corrumperen de orgone in de leefomgeving; en zo verslechtert indirect ook de lichamelijke en psychische gezondheid van de mens. De ergste "DOR"-maker is de radioactiviteit. Volgens Reich zou het vrijkomen hiervan aan buitenaardse beschavingen opgevallen zijn sinds de atoomexplosies van de Tweede Wereldoorlog en derhalve komen zij sindsdien in hun UFO's poolshoogte nemen….


Wij volgen hier verder niet alle gebieden van Wilhelm Reichs onderzoek en speculaties. Zijn psychologie, die orgone en de sociale omgeving serieus neemt, is in verschillende stromingen sinds de 60-er jaren door zijn leerlingen uitgewerkt. Het gaat om een zevental psychotherapeutische stromingen, die meestal geheel buiten de leerboeken gehouden worden. Toch heeft Wilhelm Reich met een groepje assistenten sinds de jaren '30 altijd een zorgvuldige, experimentele weg gevolgd in overeenstemming met de academische methode van theorie, experiment en bijsturing. De academische wereld echter neemt niet eens de moeite om enige proef van Reich te herhalen. Alleen in Berlijn werkt een onderzoeksinstituut onder leiding van Dr. Heiko Lassek verder in de lijn van Reich; en verschillende experimenten van Reich zijn daar met succes opnieuw uitgevoerd! Dit is in Amerika overigens ook aan James DeMeo en andere wetenschappelijke onderzoekers gelukt. Uit de wereld van Reich voeren we nu alleen enkele van de vele tastbare apparaten en successen aan, speciaal in samenhang met orgone.


Een onmiskenbare wetenschappelijke ontdekking door Reich is zijn waarneming van een soort blaasjes die als voorstadia van leven zich voordoen bij beginnende levensprocessen en bij verwondingen aan plantenmateriaal. Het bestaan van deze zogenaamde "Bionen" is in de jaren '80 door Lassek bevestigd; ze treden heel sterk op bij het ontstaan en tot leven komen van amoeben.

Een zekere beroemdheid heeft de zogenaamde “orgone-accumulator”. Dit is een eenvoudig zelf te bouwen kast of cel, waarin zich dankzij de wanden van organisch materiaal de positieve levenskracht concentreert. Velen hebben zo’n accumulator reeds nagebouwd in Europa en experimenteren ermee of genieten eenvoudig van het weldadige verblijf in hun "gezondheidscel". De Reichianen geven duidelijke aanwijzingen, hoe men met enige huisvlijt deze verzamelde orgone energie weldadig door een woonhuis kan verspreiden en voor het bestrijden van DOR kan inzetten.

Er wordt zelfs tegen een te sterke concentratie van orgone gewaarschuwd. Reich heeft dergelijke geconcentreerde orgone-kanonnen gebouwd en er het weer mee beïnvloed bij vier goed gedocumenteerde gelegenheden: het bevorderen van regen in Neuengland (1952) en in Maine (juli 1953); het stoppen van regen (1953); en het oplossen van wolken in Maine (oktober 1953). Het orgone-apparaat dat dit bewerkstelligde, heette de "Cloudbuster".

Orgone vindt ook toepassing in de kankerbehandeling. Het concept heeft ook consequenties voor de natuurkundige warmteleer: wanneer twee of meer orgone-golven elkaar treffen, ontstaan wervelingen die zich als massa-deeltjes manifesteren, zo luidt een theoretische uitspraak. Proeven tonen aan, dat wanneer orgone op zieke planten inwerkt, deze daardoor gezond worden. In het algemeen werkt Orgone in op de groei van zowel planten als dieren.


Vanwege zijn communistische activiteiten in zijn jeugd besloot Reich om tijdens de Tweede Wereldoorlog open met de Amerikaanse overheid samen te werken en al zijn onderzoeksresultaten aan deze mede te delen. Deze openheid van zaken duurde tot 1954. Reich zou ook aan het geheime Amerikaanse project inzake beïnvloeding van het weer, het project Phoenix, hebben meegewerkt; evenals aan het geheime Montank-project, waarin ook met medewerking van Tesla, Einstein en Neumann aan de ruimte-tijd-experimenten gewerkt zou zijn.

Reich’s openheid mag hem niet baten: in 1947 begint de USA Food and Drugs Administration een proces tegen Reich, dat zeven jaar zou duren. De proceskosten zouden jaarlijks één-derde van het budget van deze overheidsdienst hebben verbruikt! In 1954 worden alle onderzoekingen van Reich en zijn medewerkers "weerlegd" en tot "niet-werkelijk" verklaard. Tot op heden zijn de namen van de onderzoekers op wier rapporten dit oordeel gebaseerd werd, geheim; en officieel is de "orgonomie" van Reich tot op de dag van vandaag verboden in de USA. Op 22 augustus 1956 en opnieuw op 17 maart 1960 verbrandde de genoemde Amerikaanse overheidsdienst alle boeken en publicaties van Reich die opgespoord konden worden; daarnaast vonden nog "illegale" boekverbrandingen plaats. Dit alles voltrok zich ondanks het protest daartegen van 18 Amerikaanse psychiaters.

In 1957 werd Reich gearresteerd en even daarvoor schreef hij zijn vrouw in een brief: "ik zou de gevangenis wel eens niet kunnen overleven en zal - zeer waarschijnlijk – daar worden omgebracht." De week voordat Reich uit zijn hechtenis ontslagen zou worden, overlijdt hij op 60-jarige leeftijd in de gevangenis aan een hartaanval. Uiteraard is sindsdien aan deze officiële doodsoorzaak getwijfeld.


Voor de vrije energie is van belang, dat Wilhelm Reich en zijn navolgers ook menen, dat op orgone een vanuit deze kosmische levenskracht gevoede motor zou kunnen werken: de orgonmotor. Dit zou een elektromotor zijn die de aardse of atmosferische orgone als aandrijfkracht benut. Een speciale buizenconstructie zou benut moeten worden evenals een extra factor die Reich wel noemde, maar niet uitgelegd heeft. De motor zou nog niet rijp geweest zijn, omdat Reich steeds heen en weer zwenkte (volgens zijn eigen zeggen “als een hysterica”) aan het wel en niet werken aan die motor. De jaren voor zijn dood zou hij alle problemen overwonnen hebben, maar er bestaat twijfel, of er ooit een motor zuiver volgens het door hem gezochte principe gefunctioneerd heeft.


Feit blijft echter, dat Reich vele experimenten herhaalbaar beschreven heeft; dat enkele onderzoekers onafhankelijk van hem later bepaalde bevindingen experimenteel bevestigd hebben; en dat het hele orgone-jargon met alle bewezen en toegedichte eigenschappen sterk lijkt op een dooréénmenging van wat men in de esoteriek “etherische” (levenskracht) en “astrale krachten” (zielkrachten) noemt. In het boek "The Orgone accumulator Handbook" (1989) van de Amerikaanse deskundige James DeMeo PhD. legt deze de nadruk op de kant van de levenskracht van Orgone en beschrijft onder andere goed uitvoerbare proeven; daarnaast bespreekt hij een verrassend sterk vergrotende lichtmicroscoop die Reich hanteerde, en hoe men zelf een orgone-accumulator kan bouwen.

Terug naar de inhoudsopgave


Viktor Schauberger, goetheanist van de natuurlijke elementen.


Veel beschouwingen van Viktor Schaubergers eigen hand zijn gepubliceerd in het tijdschrift "Implosion - biotechnische Nachrichten". Ook zijn zijn ideeën bestudeerd en gepropageerd vanuit de Pythagoras-Keppler Schule in Bad Ischl (Oostenrijk) en door zijn zoon Walter Schauberger (1914-1994). Het persoonlijke en duistere jargon van Viktor Schauberger is ook voor welwillende navolgers echter moeilijk te begrijpen. Sommigen worden gehinderd door een al te sterk vasthouden aan academisch-materialistische theorieën; en juist voor de ontoereikendheid daarvan om de levende natuur te begrijpen heeft Viktor Schauberger altijd gewaarschuwd. Velen zijn bovendien niet in staat om Schaubergers beschouwingen vanuit de wetenschappelijke esoteriek te begrijpen, zoals zijn eerste popularisator, Olof Alexandersson, dat in de jaren' 60 als antroposoof wél kon. Alexanderssons heldere boekwerkje in het Zweeds over Schauberger was echter tot het begin van de jaren' 80 uit de aandacht verdwenen. Sindsdien komt Viktor Schauberger echter weer langzaam in de belangstelling. Enkele intuïtieve en vertrouwen schenkende knutselaars werken in Europa concreet aan zijn vindingen en aan zijn aanwijzingen voor landbouw, bos- en waterbeheer. Voor het begrijpen van Viktor Schauberger heeft na de antroposoof Alexandersson de Amerikaan Callum Coats een grote bijdrage geleverd.


Viktor Schauberger werd in de eerste decennia van de 20e eeuw als bosbouwingenieur regulier opgeleid, maar hij zwierf tevens door de afgelegen en toen nog ongerepte bossen en bergen van Oostenrijk. Hier deed hij zijn eerste verbazingwekkende waarnemingen. Bijvoorbeeld: hoe een zalm na een inleidende, steeds snellere rondedans in het snelstromende beekwater aan de voet van een waterval plotseling een aantal meters omhoog schoot, tegen de stroom van die waterval ín. Of hoe in een beekstroom waarin Schauberger zich ternauwernood staande hield, de zalmen vrijwel roerloos hun plek wisten vast te houden. En hoe dezelfde zalmen juist hulpeloos met de stroom meespoelden, wanneer men de temperatuur in de beek wat verhoogde door er stroomopwaarts heet water bij te gieten. Of hoe het beekwater steeds weer zijn bijzondere temperatuur van vier graden Celsius herstelde in een natuurlijke bergstroom. Of hoe beekwater dat snel stroomde, desondanks vóór en áchter een steen verschillende temperaturen had; dit laatste fenomeen durfde een bevriende professor pas te geloven, toen Schauberger het hem op een bergwandeling met de thermometer ter plekke aantoonde. Dit zijn maar enkele voorbeelden, hoe Schauberger door zorgvuldige en onbevooroordeelde waarneming zich een intuitief begrip van de levenskrachten in de ongerepte, levende natuur verwierf. Om die reden kan men hem een goetheanist noemen.


Viktor Schauberger maakte in de jaren '30 in heel Europa naam door het transportprobleem van gekapte bomen vanuit het hooggebergte voor plekken zonder natuurlijke beken feilloos op te lossen met kunstmatige watertransportbanen, zijn zogenaamde “logflumen”. Hij realiseerde een snel transport van de boomstammen zonder enige beschadiging, die door blokkades in een natuurlijke beek juist wel altijd optraden. Hierbij liet hij het water roteren in de transportbakken door aangebrachte vinnen; en hij liet de waterbaan meanderen door het landschap net als een natuurlijke stroom dat doet; hij benutte natuurlijke schaduwpartijen en de bijmenging van vers bergwater uit bronnen om steeds de vier graden Celsius van het water te handhaven. Als roterende torpedos vlogen de boomstammen zonder beschadigd te worden door de kilometers lange transportbaan! En dit alles werkte op principes die door Schauberger aan de natuur zelf waren afgelezen. Zelfs houtsoorten die normaal niet op water drijven, werden probleemloos in deze meanderende wervelbanen vervoerd.


Een professor in de hydraulica probeerde in zijn laboratorium te Stuttgart de aanwijzingen van Schauberger uit. Onder andere bevestigde hij tot zijn eigen verbazing het verschijnsel, dat een waterstroom die zich roterend om de lengte-as door zijn transportbuis voortbeweegt, inderdaad veel minder weerstand van de buiswand ondervindt! In Schaubergers eigen terminologie: de implosie-krachten trekken het wervelende water los van de wand en tussen de roterende waterkern (direct om de lengte-as van de pijp heen) en de wand van pijp ontstaan opnieuw kleinere werveldraden, die onder de juiste omstandigheden het water zelfs weerstandsloos door zijn buis laten bewegen! Ook nam deze professor zelf waar, dat langs de centrale as van intensief wervelende water in een glazen pijp zich knopen vormen en zich daar zwakke lichtverschijnselen voordoen, precies zoals Schauberger in natuurlijk roterende waterstromen in de vrije natuur had waargenomen, ook in grote rivieren als de Rijn. Schauberger duidde dit veschijnsel zelfs als het eigenlijke "Rheingold"van de Nibelungen: het glanzende licht dat de natuurlijke gezonde staat van de Rijn als levenader in vroeger tijden aangaf.


Vanwege de wijze waarop Schauberger over de gezonde en gezondmakende natuur- en milieu-processen spreekt, kan men hem een autodidactische fenomenoloog of goetheanist noemen: zijn bespreking van aarde, warmte, lucht en water gaat steeds uit van verschijnselen die iedereen met zijn normale zintuigen kan waarnemen; maar in zijn bespiegelingen en in zijn eigenaardige woordkeuze klinkt steeds intuïtief begrip van de etherische levenskrachten achter de zichtbare natuur door. Ook zijn centrale polariteit tussen de begrippen explosieve (gangbare) techniek en implosieve (aan leven, natuur en gezondheid verwante) techniek kan onmiddellijk vergeleken worden met aanwijzingen van Rudolf Steiner. Deze onderscheidt vanuit de esoteriek de dode, mechanische krachten van de wederzijds afstotende, drukkende en vanuit een centrum werkende materie tegenover de levenskrachtenwereld van etherkrachten, die organische vormen schept, zuigend en vanuit de periferie werkt.

Speciaal wijst Schauberger op de wervelbewegingen: in de waterdamp in de lucht kunnen die een enorme energieopbouw veroorzaken; deze uiten zich bijvoorbeeld in de verwoestende snelheden in tornados en orkanen. In een beheerste vorm kan met wervelbewegingen in Schaubergers machine voor waterbehandeling, de “Repulsine”, dood en troebel water gereinigd, veredeld en drinkbaar gemaakt worden. Met wervelstromen in de lucht werkt Schaubergers “Klimator”, een machine die frisse lucht produceert, zo gezond als in de bergen; een gezonde vorm van airconditioning.


Dit natuurlijke wervel-principe waardoor de implosieve kracht wordt opgewekt, wist Schauberger ook in verschillende motoren te benutten: in de “Tornado-generator” voor huiselijke energiewinning en in de “Centripulser” of “Zalm-machine” voor de voortstuwing van onderzeeërs en voor de aandrijving van vliegende schotels. Jawel, Viktor Schauberger bouwde vliegende schotels! De verschillende Duitse projecten en proefnemingen worden met foto's en documenten beschreven in "Hitlers flying Saucers – a guide to German Flying Discs of the second World War" (2003) van Henry Stevens. Stevens beweert vervolgens, dat deze beginnende vliegende schotel-techniek door de Amerikanen meegenomen is. Sindsdien leiden verdere experimenten en toestellen in de Verenigde Staten tot waarnemingen van UFO's aldaar. UFO’s zouden dus gewone aardse toestellen zijn. Het betreft dan Duitse uitvindingen die na de Tweede Wereldoorlog in geheime militaire projecten verder werden uitgebouwd in de Verenigde Staten - aldus Stevens.


Het begin van die ontwikkeling zou dan in 1943 liggen, toen Schauberger in Nazi-Duitsland tegen zijn zin, maar onder bedreiging van zijn leven, als leidingevende onderzoeker tewerk werd gesteld in Schloss Schönbrunn. Hij kreeg dwangarbeiders uit het concentratiekamp Mauthausen toegewezen. Met gevaar voor eigen leven stelde Schauberger daarbij de eis, dat de dwangarbeiders een humane leefomgeving rond Schloss Schönbrunn kregen en niet langer in Manthausen hoefden te verblijven en dat ze normale kledij mochten dragen. Dit werd tot verrassing van Schauberger toegestaan. Er werden 20 tot 30 ingenieurs, ambachtslieden en handelaren als dwangarbeiders geselecteerd en Schauberger moest met zijn eigen leven ervoor instaan, dat ze niet zouden ontsnappen. Onder deze omstandigheden en door dwangarbeiders die slechts gedeeltelijk begrepen op welke natuurprincipes Schauberger zijn prototypes construeerde, werden de "Repulsine" en de "Repulsator" gebouwd; beide zouden vliegtuigmotoren moeten worden die functioneerden volgens het wervel- en implosie-beginsel. Toen een prototype gereed was, wilde de nazis deze laten proefdraaien buiten aanwezigheid van Schauberger. De motor, die er volgens de bewaarde fotos als een kleine vliegende schotel uitzag, ontwikkelde zo'n enorme kracht, dat hij zich los trok van de bouten, waarmee hij aan het beton was verankerd, recht omhoog een gat in het dak van de werkplaats sloeg en nog veel verder omhoog schoot.


Het wervelprincipe van dergelijke motoren heeft Schauberger duidelijk beschreven. En het werkte in principe vergelijkbaar met verschillende elementen die erin wervelden en circuleerden, aangepast aan de lucht (Repulsator) of aan water (de huisgenerator) of aan damp.

In een stevig afgesloten, stalen, ronde doos, die van binnnen deels met water gevuld is, roteert een stelsel van 24 hoornvormig getordeerde pijpen als één geheel om een verticale as. Ze vormen een geheel, omdat ze alle met hun instroom-opening in het midden van de machine aan de centrale, verticale dikke pijp stevig bevestigd zijn. Dit wordt als één geheel in zeer snelle rotatie gebracht. De vorm van elke holle stroompijp lijkt op de horens van een van ram of antiloop, waaraan Schauberger volgens eigen zeggen deze wervelvorm had afgelezen. Deze wervelpijpen hebben een ei-vormig doorsnede om ook daarmee weer de wervelende doorstroming van het water te bevorderen. Dit armenstelsel wordt nu geleidelijk zo snel in rotatie gebracht, dat de uiteinden van de armen, net binnen de wand van de stalen doos, met driemaal de geluidssnelheid rondvliegen. Terwijl deze beweging op gang komt, wordt door de grote holle, centrale, verticale as water omhoog gezogen. Het water stijgt zo op naar de beginopeningen van de 24 wervelarmen die steeds sneller rondvliegen. Dit opstijgen van het water gaat plaatsvinden, omdat in het begin de lucht centrifugaal door de armen naarbuiten wordt geslingerd; zo wordt het water van beneden opgezogen door de centrale pijp. Even daarna vult het water in plaats van de lucht dus de hoornvormig armen. Dit water wordt steeds sterker naar buiten geslingerd naarmate het toerental toeneemt. De natuurlijke meanderbeweging in de hoornvormige en eivormige pijpen maakt een soepel transport met weinig weerstand tegen de pijpwanden mogelijk; daartoe zijn hun binnenzijden bovendien nog verzilverd en van groeven voorzien om het water in de vereiste wervelbeweging te brengen tijdens het wegslingeren. Omdat elk van de 24 armen naar buiten toe taps toeloopt tot een naaldfijne opening, wordt het wervelende water enorm versneld en tegelijk enorm samengeperst. Uit de kleine naaldopening, die een bochtje maakt omwille van de voortstuwing in de draairichting, komt het water daardoor te voorschijn met ….. staalkarakter! Dit laatste is ook bekend uit het hedendaagse zagen en perforeren van plaatstaal met fijne hogedruk-waterstralen. Het technisch jargon schiet nu tekort vanwege de onbekendheid met deze verschijnselen, maar deze waterstraal-“staal”-pennen duwen de machine voort. Het water dat na dit felle wegspuiten afgeremd wordt, vloeit vanzelf weer naar het onderste deel van het reservoir om de dolle rondgang opnieuw door te maken in het gesloten circuit.


En nu komt de klapper van Schauberger: bij een voldoende hoge snelheid die bij een dergelijke roterende machine past van bijvoorbeeld 60 cm doorsnede, komt uit het water en nieuwe energiebron vrij. Een deze nieuwe energiebron, vrijgemaakt door de intensieve water-werveling en watercompressie, laat na het opstarten van de turbine deze zonder verdere energietoevoer van buitenaf “uit zichzelf” verder lopen. De aandrijvingsmotor voor de opstart kan vanaf dat moment uitgeschakeld worden en met de afname van elektriciteit via een dynamo, die op dezelfde as bevestigd is, kan gestart worden. Dit geheel neemt in een huis niet meer plek in dan een wasmachine of een boiler. Het boven beschreven principe is volkomen begrijpelijk. Het wachten is slechts op de herbouw van dergelijke machines. Dan kan uitgetest worden, of er inderdaad, zoals Schauberger beweert, energie uit het eenmaal roterende apparaat is af te tappen op basis van een nu nog onbekend waterwervel-fenomeen. De eenvoud van het bovenbeschreven principe verhult echter wel de mechanische moeilijkheid om het centrale armen-apparaat stabiel te laten wentelen bij een hoog toerental; evenals de ambachtelijke moeilijkheid om voor het eerst de hoorn-vormige, eivormige, taps toelopende, ingegroefde en verzilverde armen op de juiste wijze te vervaardigen. De experimentele weg ligt voor deze Schauberger-machine echter open: het is de duidelijkste en eenvoudigste van alle vrije-energie-machines.

Bij dit machine-principe moet dus de kanttekening geplaatst worden, dat hier nog geen sprake is van met de mens zelf resonerende etherkrachten of van astraalkrachten; in strikte zin is hier van mechanisch occultisme dus nog geen sprake. Wel van het benutten van een nog onbekende energiebron, volgens Viktor Schauberger, die in de waterwerveling schuilt en door zijn centripetale karakter wel eens met etherische krachten verwant zou kunnen zijn.


Het team van Schauberger wordt door de SS naar Leonstein in Oostenrijk verplaatst en daar komt dit na de bevrijding in mei 1945 onder jurisdictie van de Amerikaanse bezettingsmacht. Schauberger wordt nu negen maanden vastgehouden en uitgehoord ten behoeve van informatie over de Duitse Manthausen-projecten betreffende "hogere atoom-energieën". Deze detentie voorkwam zijn gevangenname door de Russen. Zowel de Amerikanen als de Russen bleken precies op de hoogte, van wat en wie ze te pakken moesten zien te krijgen. De Russen vielen in Wenen Schaubergers appartement binnen. Het enige vergeten onderdeel dat daar achtergelaten was, namen de Russen mee en ze bliezen vervolgens het appartement op. De Amerikanen lieten Schauberger vrij op voorwaarde, dat hij zich niet verder met zijn machines bezighield; anders zou hij opnieuw gevangen gezet worden.


De jaren na de Tweede Wereldoorlog concentreerde Schauberger zich op de verbetering van de landbouw, omdat de kwaliteit en hoeveelheid voedsel in die periode een probleem vormden. Vanaf 1949 richtte hij zich met geringe privé-middelen weer op de machineontwikkeling. In 1952 bevestigde prof. Franz Pöpel een aantal van Schaubergers beweringen over de natuurlijke stroom van water en betreffende water dat zich in wervelstroom door buizen beweegt. Dit was onderzoek aan de Technische Universiteit te Stuttgart.

Aloys Kokaly was korporaal van de Waffen-SS geweest en had steeds met veel speurwerk, omdat materialen schaars waren in de oorlogstijd, voor Schaubergers onderzoek in Schloss Schönbrunn de vereiste materialen weten te achterhalen. Na de oorlog gaf hij het tijdschrift “Implosion” uit, dat tot op heden geheel gewijd is aan Schauberger's ideeën. Begin jaren ‘50 vroeg Kokaly aan de toen 65-jarige Schauberger, waarom hij zo naarstig bleef werken. Zijn antwoord luidde: "ik moet diegenen die het leven willen beschermen of redden, van een energiebron voorzien, die zo goedkoop energie produceert, dat atoomsplitsing niet alleen oneconomisch, maar belachelijk zal zijn. Dit is de taak die ik mij voorgenomen heb voor het stukje leven dat mij nog resteert." Schauberger knutselde inderdaad van zijn armentierige pensioentje een energie-generator voor huishoudelijk gebruik in elkaar. Dit moest hij met onvolmaakte compromis-onderdelen doen, omdat ze slechts recht-toe-recht-aan mechanisch en niet organisch vormgegeven konden worden. De foto van deze huisgenerator staat in "Living Energies" (van Callum Coats; pag. 12).


In april 1958 kreeg Schauberger bezoek van een tweekoppige delegatie uit een onderling bevriende groep van Amerikaanse grootindustriëlen, financiers en miljonairs. Hem werden op 72-jarige leeftijd vrijwel onbeperkte fondsen in het vooruitzicht gesteld voor een snelle ontwikkeling van zijn uitvinding. Ondanks andere Europese mogelijkheden, die weliswaar niet zoveel investeringsgelden beloofden en ondanks zijn gezondheidsklachten ging Viktor Schauberger na drie weken van gesprekken op dit aanbod in. In gezelschap van zijn zoon Walter en met een container vol materiaal en modellen vertrokken zij uiteindelijk eind juni 1958. Alles wat een rol kon spelen voor de ontwikkeling van de implosie-motor werd naar Texas verscheept. In de fabriek van één van de betrokken Amerikanen zou aldaar de ontwikkeling en productie gaan plaatsvinden. Vanaf juni probeerde de half Duitser-half Amerikaan uit het gezelschap om Viktor Schaubergers jargon in gesprekken te doorgronden; Schauberger sprak zelf uitsluitend Duits. De opbouw van een meegebrachte machine zelf, zoals Schauberger zelf aanraadde, werd daarbij niet geïnspecteerd. Zijn zoon Walter was in die tijd nog veel te weinig vertrouwd met zijn vader's ideeënwereld; hij was in die tijd een nog regulier denkend, net afgestudeerd ingenieur. Toen er hogere vormen van atoomenergie door Viktor Schauberger beschreven werden, haakte deze Amerikaan in onbegrip af en oordeelde, dat de Schaubergers niets te bieden hadden. Viktor Schaubergers gezondheid ging toen achteruit en opname in een kliniek bracht na een maand verbetering. Na deze terugval in gezondheid verlangde hij sterk naar huis en Oostenrijk terug. Walter stelde de Amerikanen voor zijn vader naar huis te brengen en dan zelf terug te keren. Al weken werd immers ook al gewerkt aan de immigratie van een oud-medewerker van Schauberger.

De ideeën van Schauberger werden aan een gangbare deskundige in de nucleaire techniek voorgelegd; deze raadde welwillend aan een groot onderzoeksproject naar de mogelijkheden op te zetten. Vader en zoon werden geïnstrueerd in eigen woorden ieder een rapport te schrijven over hun ideeën; de tussenresultaten daarvan werden dagelijks opgehaald. Over de contacten die intussen om hen heen gelegd werden, werden ze geheel in het duister gehouden. In een bepaalde beschouwing wist Walter echter de Amerikanen opeens bijzonder te boeien, omdat hij vanuit zijn vader's benadering de geheimzinnige factor c-kwadraat in de wereldberoemde formule E= mc2 een inhoudelijke betekenis kon geven. (“Living Energies”, Callum Coats, pag. 23 en 25).

In verschillende vergaderingen werd ontactisch en bot opgetreden door de Amerikanen: Walter en Viktor zouden acht jaar in plaats van de vooraf afgesproken drie maanden in de V.S. moeten blijven voor de ontwikkeling; en het meegebrachte prototype van Viktor werd met kettingzagen te lijf gegaan om het inwendige bloot te leggen; misverstanden werden niet opgehelderd, waardoor vader en zoon de indruk kregen toch in een geheim kernbomproject betrokken te zijn. En dit laatste zou absoluut tegen de levenslange diepe overtuiging van allebei ingegaan zijn. Viktor zegde zijn nu medewerking op wegens contractbreuk van Amerikaanse zijde en moest al snel weer in het hospitaal worden opgenomen. Walter moest de laatste vergadering daardoor alleen bijwonen, maar hij kwam er een uren te laat aan, omdat hij het vergeten zou zijn. Door zijn afwezigheid was die vergadering een complete mislukking geworden. De Amerikanen waren woedend en een advocaat kreeg ter plekke instructie om een afsluitend contract met de Schaubergers op te stellen. Twee dagen later werden beiden in een fabriekskantoor geroepen, alwaar de Amerikaanse financiële adviseur onmiddellijk zijn handtekening onder een klaar liggend document zette en Viktor vroeg om ook te tekenen; hij zou dan na ondertekening onmiddellijk naar Oostenrijk kunnen terugkeren. Viktor beheerste echter geen Engels en sputterde tegen. Walter nam het woord en eiste een Duitse vertaling, opdat Viktor zou weten, wat er hij zou moeten tekenen. Walter werd echter gesommeerd te zwijgen en men praatte opnieuw op Viktor in. De financiële adviseur werd er op dat moment aan herinnerd, dat hij met één van de andere Amerikanen over tien minuten op het vliegveld moest zijn. Walter eiste dan nog een mondelinge vertaling, maar wanhopig zei Viktor, dat hij de overeenkomst zou tekenen, wat deze ook inhield. Walter vroeg dan een kopie van het contract. Opnieuw ontstond er onenigheid. Na een korte mondelinge samenvatting tekende Viktor.


Bij latere lezing van het contract, ook door derden, bleek Viktor Schauberger ervoor getekend te hebben, dat al zijn modellen, schetsen, prototypes, verslagen en overige informatie het uitsluitend eigendom werden van het Amerikaanse consortium, en dat Viktor Schauberger verder volledig stilzwijgen zou moeten bewaren over alles wat met implosie van doen had; ook toekomstige concepten en ideeën die Viktor eventueel nog mocht ontwikkelen, behoorden aan dit consortium en onder geen enkel beding mocht hij deze met iemand anders dan deze Amerikaanse groep bespreken.

Later op de weg naar het vliegveld werden vader en zoon in aparte auto's vervoerd; alles geschiedde in grote haast wegens de vertraging aan Amerikaanse zijde. Daarbij werd Viktor er mondeling opnieuw nadrukkelijk aan herinnerd, dat alle toekomstige besprekingen van implosie en implosie-apparaten in de toekomst tot Amerikaans personeel beperkt was. Tijdens de vliegreis uitte Viktor Schauberger aan zijn zoon zijn gebrokenheid. Na aankomst thuis in Linz overleed Viktor vijf dagen later op 25 september 1958.


Zo dramatisch eindigde het leven van deze vrije-energie-uitvinder, die van allen de meest veelbelovende ideeën, academische bevestigingen en experimenteel bemoedigende bewijzen geleverd heeft. Niet alleen wat betreft de vrije energie, maar ook voor een heilzaam natuur-, milieu- en waterbeheer. Helaas zijn de compleet andere benaderingen van Viktor Schauberger op dit moment nog te onbekend en te weinig verspreid. Mogen de werken van Callum Coats en het heruitgegeven boekje van Olof Alexandersson weer tot een serieuze studie van ideeën en experimenten van Viktor Schauberger aanleiding geven.

Terug naar de inhoudsopgave


Aanzetten vanuit antroposofie


De antroposoof Ehrenfried Pfeiffer (1899-1961) voelde van jongsaf aan de tegenstelling tussen de materialistische amorele, antisociale, milieu- en mens-bedreigende techniek en een nog te ontdekken wetenschap en techniek van het levende, het sociaal-opbouwende, die natuur en mens zelfs zou kunnen helen. Dit is een geheel vergelijkbaar ideaal als bij Viktor Schauberger en zoals deze vanuit de eeuwenoude Rozenkruiser stroming in de openbaarheid traden.


Eind 1920 stelde hij Rudolf Steiner de vraag, of er dergelijke krachten en energiebronnen voor een onzelfzuchtige techniek inderdaad bestaan. En hij ontmoette juist in die tijd ook de antroposoof Guenther Wachsmuth, die zich dezelfde vragen stelde en met wie een levenslange vriendschap ontstaat. Rudolf Steiner ging in verschillende gesprekken op hun vragen in en geeft in grote lijnen de volgende aanwijzingen: deze kracht bestaat inderdaad; het is de levenskracht of etherische kracht die al het levende, zoals bijvoorbeeld zaden, doet groeien; er zou een reagens voor deze vormenscheppende levenskracht ontwikkeld moeten worden; dit zou middels kristallisatie kunnen gebeuren van geprepareerde vloeistof waaraan een organisch substraat is toegevoegd. Later onthulde Rudolf Steiner meer over de principes van de vier substanties die in het etherische door de helderziende en ingewijde onderscheiden kunnen worden: levens-, chemische, licht- en warmte-ether. Hij wees hen op het boek uit de theosofische stroming van Rama Prashad: "de ijle krachten der natuur" [1912]. Guenther Wachsmuth werd aagespoord over deze krachten zelf een boek te schrijven; dit werd "Die ätherische Bildekräfte in Kosmos, Erde und Mensch" [1924]. Ehrenfried Pfeiffer kreeg als opdracht om bepaalde experimenten ter verkenning uit te voeren. Hij zou deze zijn hele leven verder geheim houden, omdat Rudolf Steiner op basis van de eerste uitkomsten elk verder zoeken in die richting afwees: niet de gezochte, heilzame etherkrachten, maar een astrale kracht toonde zich. En daarom was naar Rudolf Steiners oordeel de tijd nog niet rijp voor de ethertechniek. Op Pfeiffers vraag, wanneer dan wél, antwoordde Steiner: "Wanneer de maatschappelijke situatie zal verhinderen, dat dergelijke krachten voor egoïstische doeleinden misbruikt kunnen worden". Dit betekent op een aantal gebieden van het sociale leven een voldoende ontwikkeling van maatschappelijke verhoudingen, zoals Rudolf Steiner deze als "sociale driegeleding" heeft aangeduid.


Bij strikte overweging moet men dus volgens Rudolf Steiner zeggen, dat diegenen het paard achter de wagen spannen die eerst intuïtief op zoek gaan naar etherische techniek of motoren en die dan daarna op basis van deze nieuw ontwikkelde techniek enig sociaal heil verwachten. Wanneer de ethertechniek (laat staan één van de astraalkrachten) zich in een mondiale kapitalistische samenleving, die immers in zijn kern en streven een egoïstisch is, zou tonen, dan zou deze techniek gecorrumpeerd worden; deze zou nooit zuiver en heilzaam gevonden of ontplooid kunnen worden. Precies om die reden is Helena Blavatsky decennia eerder opgelucht over de doodlopende weg die de uitvinder Keely ingeslagen was: de door Keely ontketende kracht zou bij normale exploitatie tot meer ellende voor de arme medemens leiden; nooit mogen volgens haar woorden de hogere ether- en astrale krachten in dienst van handel en bedrijfsleven gesteld worden.


Dit zijn de dramatische woorden waarmee Ehrenfried Pfeiffer in 1958 zijn slotsom trekt: "omdat we vandaag (1921, 1958, nog net zo goed als 2005) in een wereld leven die verder dan ooit verwijderd is van de oplossing van sociale problemen en waarin het egoïsme, het persoonlijk voordeel, de winst en de hierdoor bepaalde internationale conflicten overheersen; en in het bijzonder omdat de Antroposofische Vereniging de oplossing van de sociale vraagstukken nooit als haar hoogste doelstelling heeft opgevat en daardoor niets heeft bijgedragen aan hetgeen Rudolf Steiner in deze nodig achtte, daarom heb ik geen andere keuze dan de aanwijzingen met betrekking tot het gebruik van de etherische energie diep in mijn borst voor me te houden, om vermoedelijk deze geheimen mee het graf in te nemen, in de hoop op andere tijden, andere omstandigheden en andere levens - waarin de tijd dan rijp zal zijn. Mijn geweten wordt diep bewogen - maar ik moet hogere wetten gehoorzamen -, want dat betekent, dat de wereld voorlopig met het gebruik van energieën door moet gaan, die in hun wezen doods- en vernietigings-krachten dragen. Het is slechts te hopen, dat de wereld nu langs harde weg leert, door oneindig leed, dat ze op een dag ontwaakt en de missie van het leven, van het vreedzame samenleven, van de wederzijdse erkenning en van samenwerking op zich neemt."


Rudolf Steiner heeft het toekomstbeeld van een heilzame ethertechnologie ook in kunstzinnige vorm letterlijk ten tonele gevoerd. Dit geschiedde in het derde van zijn Mysteriedramas, “De Wachter op de Drempel” ("Der Hüter der Schwelle" [1912]). De personage van dr. Strader vindt daar langs intuïtief-experimenterende weg een toestel uit, dat op etherische krachten werkt. Ook deze uitvinding wordt in dit drama duidelijk geplaatst in een context van vernieuwing en vermenselijking van de samenleving, speciaal van het bedrijfsleven en het culturele leven. Van dit zogenaamde Strader-apparaat is met de nodige zorg ook een toneelmodel gemaakt. Details hierover, voorzover bekend, zijn met enkele oude foto's en schetsen te vinden in nummer 107 van de Beiträge zur Rudolf Steiner Gesamtausgabe: " Der Strader-Apparat." (1991).

Sinds het begin van de jaren 1990 is een antroposofisch onderzoeksgroep internationaal actief op het gebied van de morele ethertechniek. Dit is Anthro-Tech in Zwitserland en staat onder leiding van Francis Paul Emberson.

Een indruk van, hoe radicaal anders vanuit de antroposofie techniek en natuurwetenschappen benaderd worden, spreekt uit het boekje "Aufgabenstellungen von Rudolf Steiner für wissenschaftliche Forschungen" (2000; nummer 122 van de Beiträge zur Rudolf Steiner Gesamtausgabe).


Door dit artikel heen wordt het onderscheid duidelijk tussen twee soorten toekomstige, esoterische techniek: één die met etherische krachten en een andere die met astrale krachten werkt. De laatste blijft nog voor een verre mensheidstoekomst verborgen; want in de opvattingen van de esoteriek is de moraliteit en medemenselijkheid van de huidige mensheid nog niet voldoende liefdevol ontwikkeld. Beide vormen van techniek eisen voor een heilzaam functioneren grondige veranderingen in de samenleving. In deze maatschappelijke voorwaarde zijn alle grote occultisten die zich over deze toekomstige technologie uitlaten, het eens.


De sterk vanuit Amerika gezochte beweging van de "vrije energie" lijkt zich van die sociale voorwaarde weinig bewust. Hooguit stuit men in Amerika op verbaal idealisme, zoals bij een politiek redenaar, maar dat gaat vrijwel nooit gepaard met concrete beschrijving van anderssoortige samenwerkingsstructuren of met een andere sociale praktijk van de betreffende uitvinder. Men meent eerst de machinerie te kunnen ontwikkelen en deze regulier te kunnen patenteren en exploiteren. Met het kenmerkende Angelsaksische optimisme en vertoon van daadkracht stelt men voor een snelle verspreiding van de nieuwe motoren alle vertrouwen in de mondiale marktwerking van het “vrije” ondernemerschap. Hooguit ziet men de plotselinge omstelling van de wereldfinanciën en van de wereldeconomie naar de vrije-energie-machines als een mogelijk traumatische ervaring voor de mensheid. Er is echter geen enkel concreet voorstel, hoe een dergelijke omstelling van de grootbanken en van de grootindustrie ook maar begonnen zou kúnnen worden; laat staan, dat ze wellicht zelf juist enige vermenselijking en omvorming behoeven. Zelfs de dramatische vervolging en eliminatie van vrije energie-uitvinders en hun werk brengt geen bezinning in dit naïef maatschappelijk optimisme. Het grote probleem is echter dat de intuïtieve en instinctieve vermogens die gedurende de laatste eeuwen de kapitalistische wereldeconomie hebben opgebouwd, onvoldoende op het algemene mensheids- en aarde-heil gericht zijn om de volkomen nieuwe sociale omstandigheden te kunnen vatten en realiseren die een ethertechniek nodig heeft. Vrije energie machines in het bestaande bancair-geopolitieke en militair-industriële complex zouden een verlengde en versterkte nachtmerrie voor de mensheid betekenen. Een bepaalde variant van de vrije energie techniek lijkt juist in sterkere mate met elektrische en magnetische krachten samen te hangen. En van deze krachten moet steeds meer betwijfeld worden, nu deze intensiever en intensiever overal ingezet worden, of deze überhaupt dienstbaar zijn aan de menselijke gezondheid en aan de ecologie van de aarde als geheel. De varianten à la Schauberger lijken in de vrije energie de minst schadelijke qua pure techniek; de mogelijkheid voor sociaal misbruik ervan blijft echter recht overeind staan. Juist dat mogelijke misbruik bleek al uit de eerste werkplaatsen die onder het onmenselijke Nazi-regime voor militaire doeleinden werden opgezet; en juist die verwording droeg bij aan de terughoudendheid van Viktor en Walter Schauberger om alles aan hun Amerikaanse weldoeners te onthullen. Vanwege deze maatschappelijke en menselijke problematiek doen in Europa ook een aantal vrije energie-uitvinders er verder bewust strikt het zwijgen toe; dit geldt bijvoorbeeld voor Johann Grander in Oostenrijk en voor de Zwitserse gemeenschap Methernitha, waar enkele vrije energie machines van Paul Baumann een geïsoleerde boeren- en ambachtelijke gemeenschap van vrije energie zouden voorzien.


Volgens de esoterici moet men tussen de vrije energie, die voor iedereen functioneert en daarom ook misbruikt kan worden, en het mechanisch occultisme onderscheid maken. De laatste, mysterieuze techniek zou tot op heden nog alleen bij John Worrell Keely aan het eind van de 19e eeuw verschenen zijn. Deze techniek is persoonsgebonden en alleen bij de juiste morele stemming van de bediener gaat de machine via etherische krachten meeresoneren en kracht leveren. De Keely-machines, althans die van zijn tweede soort, zijn dus wezenlijk met het welbevinden en met de morele intenties van de machinist verbonden. Ook in de biografie van Keely blijkt, dat hij tot het ontwikkelen van deze soort apparaat pas kon komen, toen hij van de industrieel-kapitalistische aandelenspeculatie van de Keely Motor Company bevrijd werd door de ontferming over hem door zijn vrouwelijke maecenas mevrouw Bloomfield-Moore.


Zo ziet het ernaar uit, dat vrije energiemachines er zullen gaan komen. Sommige gespecialiseerde onderzoeksjournalisten, zoals Jean Manning, zien dit als de technische revolutie bij uitstek die in de 21ste eeuw zal gaan komen. En het heeft er ook alle schijn van, dat de mondiale energieproblematiek de komende decennia ook tot die onderzoeksweg zal dwingen. De opvatting in vrije energie-kringen, dat deze motoren na een moeizame overgangsfase "vanzelf" tot een menswaardiger samenleving zullen leiden, komt over als een vermomd marxisme; ook daarin zou een korte, ellendige revolutionaire en dictatoriale periode "vanzelf" tot de socialistische heilstaat voor alle mensen leiden. In de 20ste eeuw heeft een politiek en economische praktijk die met het marxisme en socialisme gerechtvaardigd werd, echter tot generaties lange ellende voor een aantal volkeren geleid. Zonder heldere sociale voorstellen en strategieën voor de overgangsperiode zullen vrije energie-machines tot niet veel anders leiden. Immers zullen vrije energie machines die een morele inbedding mankeren, een begeerd instrument zijn voor particulieren en beperkte groepsbelangen; en voor de kapitalistische investeerder zijn de bedrijfskosten qua brandstof nul! Alleen het mechanisch occultisme verbindt mens, aarde en techniek tot een moreel toekomstideaal. Het lijkt er echter op, dat praktische uitwerkingen en kansen voor samenleving en techniek hiervoor zich nog niet grootschalig tonen. Maar de mondiale noodzaak daartoe zou wel kunnen gaan groeien in de komende decennia; vergezeld van het bijbehorende mensheidsbewustzijn. Laten we op die omslag hopen!

Terug naar de inhoudsopgave


LITTERATUUR OVERZICHT


Historische introductie


  • Peter Bahn& Heiner Gehring [1997], Der Vril-Mythos; Omega Verlag,

ISBN 3-930243-03-2


  • Henry Stevens [2003], Hitler’s Flying Saucers; Adventures Unlimetted Press,

ISBN 1-931882-13-4




  • Serge Kahili King [1992], Earth Energies, Quest Books, ISBN 0-8356-0682-1



  • Jeane Manning [2004] Freie Energie, Omega Verlag, ISBN 0-89529-713-2


Terug naar de inhoudsopgave



John Ernst Worrell Keely


  • Theo Paijmans [1998], Free energy pioneer, John Worrell Keeley; IllumiNet Press, ISBN 1-881532-15-1

  • H.P. Blavatsky [1899], Die Geheimlehre, ; Verlag J.J. Couvreur-Den Haag

  • C.G. Harrison [1990], Das Transcendentale Weltenall; Verlag Engel & Seefels Stuttgart, ISBN 3-927118-01-X

  • Mrs. Bloomfield Moore [1893, 1971], Keeley and his discoveries;Health Research Pomeroy

  • Pond, Keely, Tesla e.a.[1996],Universal Laws never before revealed: Keeley’s secrets; The Message Company, ISBN 1-57282-003-9

  • http://website.lineone.net’~coolbyte/anthro/strader.htm

Terug naar de inhoudsopgave


Nikola Tesla en Tom Bearden

  • T.E. Bearden [1993] The final secret of free energy

  • The Tom Bearden Website www.cheniere.org/correspondence/050402.htm

  • David Hatcher Childress ( redakteur) [2000] Nikola Tesla on free energy & wireless transmission of power; ISBN 0-932813-86-0

  • Dale Pond & Walter Baumgarten [1995], Nikola Tesla’s Eartquake Machine; The Message Company, ISBN 1 57282-008-X

  • David Peat [1993] In search of Nikola Tesla;Ashgrove Press, Bath ISBN 1-85398-020-X

  • Thomas Commerford Martin [1893], The inventions, researches and writings of Nikola Tesla; Barnes & Nobles Books, New York, ISBN 0-88029-812-X

  • William L. Moore & Charles Berlitz [1980}, The Philidelphia Experiment: Project Invisibility; Fawcett Crest Books, ISBN 0-449-24280-3

  • David Hatcher Childress [1995], The free-energy device handbook; Adventures Unlimited Press, ISBN 0-932813-24-0

  • Peter Lindemann, DSc [2001], The free energy secrets of cold electricity,Clear Tech. USA,

  • Jeane Manning& Dr Nick Begich [2002] Angels don’t play this HAARP;Earthpulse Press USA, ISBN 0-9648812-0-9

  • Gerry Vassilatos [1999] Lost science; Adventures Unlimeted Press, ISBN 0-932813-75-5

  • Gerry Vassilatos [2000], Secrets of cold war technology; Bayside California, ISBN 0-932813-80-1


Terug naar de inhoudsopgave


Karl Schappeller


  • Div. auteurs: Raumkraft. Ihre Erschliessung und Auswertung durch Karl Schappeller (1928)


en de twee brochures van de “Reichsarbeitsgemeinschaft ‘Das kommende Deutschland’ “:

  • Johannes Taufer [1930],Vril Die Kosmische Urkraft - Wiedergeburt von Atlantis; Astrologischer Verlag Berlin

  • Der Reichsarbeit gemeinschaft “Das kommende Deutsland” / Frater Johannes [1930] Weltdynamismus Streifzüge durch technisches Neuland an Hand von biologischen Symbolen

zijn alle drie te vinden op:

http://www.principality-of-sealand.de/vril/vril_down_d.html (2004)

  • Cyril W. Datson [1950] The physics of the primary state of matter; verkrijgbaar bij

  • www.Keelynet.com


Terug naar de inhoudsopgave



Viktor Schauberger

  • Olof Alexandersson [1982]; Living water; Gateway Books, ISBN o-7171-3397-0

  • Callum Coats [1996], Living Energies, Gateway Books, ISBN 0-7171-3307-9

  • Callum Coats [ ], The Energy Evolution, Gateway Books, ISBN 1-8586-0061-8

  • Callum Coats [ ], Nature as teacher, Gateway Books, ISBN 1-85860-056-1

  • Callum Coats [2000], The fertile earth, Gateway Books, ISBN 1-85860-060-X

  • Callum Coats [ ], The water wizard, Gateway Books, ISBN 1-85860-049-9

- Hans Kronberger & Siegbert Lattacher [1998] De ontdekking van het waterraadsel; Uranus, ISBN 3-901626-13-1

  • David Ash & Peter Hewitt[1995], The vortex, Gateway Books, ISBN 1-85860-019-7

  • Friedrich Hacheney [1992], Levitiertes Wasser, Aquädukt Dingfelder Verlag ISBN 3-926253-42-8

Terug naar de inhoudsopgave


Johannes Wardenier

  • Han Wielick en Henk Ymker [1985] het mysterie Wardenier, Friese Pers Boekerij, ISBN 90-330-1351-7/CIP


Wilhelm Reich

  • James DeMeo [1999] The orgone Accumulator Handbook; Natural Energy Books, Oregon , USA, ISBN0-9621855-0-7




Vanuit de Anthroposofie


  • G. Wachsmuth [1952] Erde und Mensch, Archimedes Verlag Kreuzlingen

  • Dick van Romunde, Over de vormende krachren in de Plantenwereld; R van Romunde

  • George Adams [1981] Von dem ätherischen Raum; Verlag Freies Geistesleben, ISBN 3-7725-0036-6

  • Nick Thomas [1999] Sciene between space and couterspace, New Science Books, ISBN 0-902636-02-3

  • Ernst Marti [1989] Das Ätherische, Verlag Die Pforte,Basel, ISBN 3-85636-085-9

  • Oliver Whicher [1970] Projektive Geometrie,Schöpfrische Polaritäten in Raum und Zeit; Verlag Freies Geistesleben, ISBN 3-7725-0601-1

  • Oliver Whicher[] Sonnenraum ein Übungsweg zum Verständnis des Lebendigen; Verlag am Goetheanum, ISBN 3-7235-0472-8

  • G. Adams &o. Whicher [1979],Die Planze in Raum und Gegenraum, Verlag Freies Geistesleben, ISBN3-7725-0450-7

  • Rama Prasad [1912] De ijle krachten der natuur; N.V. Theosofische Uitgevers-Maatschappij

  • Thomas Meyer [2003] Ein Leben für den Geist, Ehrenfried Pfeiffer (1899-1961);Perseus Verlag Basel, ISBN 3-907-564-31-6

  • R. Steiner, O. Schmiedel,H, Kühn [1991],Der Strader Apparat [1971]; BEITRÄGE - zur Rudolf Stiener Gesamausgabe NR. 107

  • Paul E. Schiller [2000], Aufgabestellungen von Rudolf Steiner für wissenschaftliche Forschungen; BEITRÄGE - zur Rudolf Stiener Gesamausgabe NR. 122

  • Munin Nederlander [] Sheleg Deel 1 van het Strader-hoofdapparaat; Stichting Warmtegroep Den Haag

Terug naar de inhoudsopgave


Diversen



  • Frontier Magazine; Frontier Publishing http:/www.fsf.nl

  • G. Harry Stine [1992], Mind Machines you can build, Top of the Mountain Publishing Largo, USA, ISBN 1-56087-075-3